7/
<1
1—^-4
i r
y
v._E|eLn_.y
<t>
(j>-
IZI7ZZZ
S3"
i 1
7 I
BR05
BR05
i
BR05
BR05|
i
i
-Q
1
j
i
BR05'
'995-9
NGT GEODESIA
dingen worden slechts gekarteerd wanneer zij een opper
vlakte groter dan 1 m2 beslaan. In optie kan worden gevraagd
ook de verschillen tussen verhardingsmaterialen te karteren;
hiervoor wordt dan het object „begrenzing materiaal verhar
ding" (BR16) gebruikt. Dit zal de kaart voor de beherende
overheid sterk in waarde doen vermeerderen, maar overlaadt
voor het nutsbedrijf dat deel van de kaart waar zij haar lei
dingen op een leesbare wijze wenst te plaatsen. Onverharde
wegen die gekarteerd moeten worden, of aansluiten op te
karteren wegen, worden geregistreerd met „rand onverharde
weg" (BR02). Om duidelijk te zien waar „bruggen" (BR03)
en „tunnels" (BR04) voorkomen, worden beide opgeslagen
als een aparte, gesloten omtrek.
De „as van de weg" (BR05) bepaalt door zijn lengte de prijs
van de GBKV. Hiervoor gelden dan ook duidelijk gestelde
regels (fig. 6):
de „as" moet het midden van de weg volgen;
vluchtheuvels veroorzaken geen dubbele „as";
voor vierbaanswegen met middenberm mag een dubbele Fig. 6.
„as" worden geplaatst, voor vierbaanswegen zonder mid- Het karteren van
denberm niet; „as van de weg"
bij pleinen gaat de „as" rond het plein; (BR05).
steenweg
middenberm
verf
steenweg
broT^v
-BRO-S.^ BR°5
stèenwèg
2)
parallelweg
3)
4)
hoofdweg
parallelweg
ple
plein
BR05
_._BRO5._0-i
BROS
BR05
WORPT^>
[BR05
lU7--BR05
BR05 -y- BR05
BR05
BR05
plein 1
BR05|<D
1
I
A straat _straat_ _straat
I
I
onverharde te karteren wegen hebben
een „as", onverharde niet gevraagde
wegen die uitkomen op een te kar
teren weg niet.
Voor het behoud van het één op één
verband, moet er bij het plaatsen van
elke „as van de weg" (BR05) voor wor
den gezorgd dat er één „straatnaam"
(BR11) op wordt geplaatst. Tot het
wegmeubilair behoren nog een aantal
minder voorkomende objecten: „riool
deksel" (BR06), „kaaimuur" (BR07),
„meerpaal" (BR09), „mast" (BRIO),
„paal" (BR12, optioneel), „hectome-
terpaal" (BR13, optioneel), „waterslik
ker" (BR15, optioneel), „wegverhar
ding" (BR17, optioneel). De lijn „werk
in uitvoering" (BR08) biedt de aan
nemer de mogelijkheid gebieden tij
dens de kartering uit te sluiten door ze
hiermee te omkaderen.
Spoorwegen (BT)
Van een spoorweginstallatie wordt elk
„spoor" (BT01) apart gekarteerd, voor
zover zij zich op openbaar gebied be
vinden, of in het geval zij zich op parti
culier terrein bevinden, tot 20 m voor
bij de grens tussen openbaar en particu
lier. Er wordt geen onderscheid ge
maakt tussen trein-, tram- of kraan
sporen.
Water (BW)
Water wordt gekarteerd wanneer het
voorkomt langs te karteren wegen, of
tot 20 m voorbij de schijnbare grens
tussen particulier en openbaar gebied
langs dergelijke wegen. Naargelang een
waterloop breder of smaller is dan 2 m,
wordt „waterrand" (BW01), respectie
velijk „slootmidden" (BW02) gekar
teerd. Tussen de „waterranden" van
een zelfde waterloop kan ofwel een
symbool „water" (BW03) of een „be
schrijving water" (BW03) met de naam
van de waterloop worden geplaatst. In
dien het „slootmidden" (BW02) een
naam heeft, wordt deze op de lijn ge
plaatst.
Scheidingen (BF)
De scheidingen die in het openbaar ge
bied voorkomen of op het aanliggend
particulier terrein, tot 10 m van de
schijnbare grens, worden gekarteerd.
Het meest belangrijke object is de
„muur" (BF02). Het minst belangrijk,
vooral uit oogpunt van bemadng, is het
object „haag" (BF03). Alle andere ge
vallen worden gekarteerd als „afslui
ting" (BF01). Onderbrekingen in
scheidingen worden gekarteerd, zelfs als
ze overbouwd zijn, door een onderbre-
396