Reliëf (BH) Controle op de conformiteit met het typebestek NGT GEODESIA 1995-9 king in de lijn. Indien de verharding daar eindigt, wordt in het verlengde van de scheiding het object „rand be strating" (BR01) geplaatst; indien de verharding doorloopt, wordt niets ge plaatst (fig. 7). Detail-afspraken zoals in fig. 7 is geïl lustreerd voor relaties tussen objecten van verschillende Groepen, vindt men over het hele typebestek verspreid. Het is onmogelijk deze allemaal te belich ten. „Muur" (BF02) wordt ook ge bruikt om wanden bij grote niveau verschillen, zoals inritten naar onder grondse parkeergarages, of steile ber men, te karteren. Indien op het einde van een scheiding, of aan een oprit of toegang een stenen constructie voor komt die de scheiding beëindigt, wordt deze gekarteerd als „pilaster" (BF04). Optioneel kan, bij fotogrammetrische kartering, worden gevraagd de „zicht bare perceelsgrenzen" (BF05) te laten karteren; de latere interpretatie (niet- naverkend), dient voorzichtig te wor den benaderd. Taluds met een hoogteverschil van meer dan 1 m worden gekarteerd wan neer de helling steiler is dan 30°. Van het talud worden in principe de „voet- lijn en de kamlijn" (BH01) gekarteerd, voor zover ze op of nabij het te karteren openbaar gebied liggen. Met het sym bool „hellingsrichting" (BH02) duidt men aan in welke richting het talud af- helt; het symbool moet geplaatst zijn op de kamlijn. Aangezien de „talud- lijn" (BH01) onderaan de hiërarchie staat, zal het symbool regelmatig op een vervanger van de kamlijn geplaatst zijn. „Hoogtepunten" (BH03) worden niet- grafisch gekarteerd en zijn gepositio neerd op „riooldeksel" (BR06). Optio neel kan nog worden gevraagd „hoog telijnen" (BH04) te karteren; het in terval wordt in het bijzonder bestek bepaald. Grenzen (BL) De „gemeentegrens" (BL01) is een lijn- object dat als begrenzing van de op dracht aan de aannemer wordt gele verd. De nauwkeurigheid hiervan is gras grind tegels gras haag gras .vV-"»vVs» asfalt gras haag vV.^vV'VV stoep tegels stoep bitumen rijbaan bitumen rijbaan JwORDT^ JwORDT^ BFQ3 ^BROl^ BF03 BRÜ1 BFQ3 q BFQ3 BROl Fig. 7. Het karteren van scheidingen bij onderbrekingen (BF01-03, BROl). Fig. 8. Voorbeeld: test relatieve nauwkeurigheid. ZONE Aantal punten Verworpen in G 22 cm G 5 cm Nieuwpoortstraat Julius Peestraat 40 38 0 1 6 4 laag, want zij wordt gedigitaliseerd vanaf 1 10 000 staf kaarten. Van de aannemer wordt verwacht tot 25 m voorbij deze grens te werken. De „gemeentenaam" (BL02) is een louter grafisch tekst-object dat per achtste deel van 1 km2 minstens eenmaal moet worden geplaatst. Indien de be grenzing van de opdracht niet overeenstemt met een gemeentegrens, maar met een fysieke grens, werkt men met het object „grens opdracht" (BL03). Groen (BG) Alle objecten uit deze Groep zijn optioneel. Sommige nuts bedrijven vragen „boom" (BG01) voor zover die voorkomt op openbaar gebied. De andere objecten zijn lijn-objecten en worden sporadisch gebruikt. Bij iedere (gedeeltelijke) levering zal CARDIB zorgen dat een controle wordt uitgevoerd, die bestaat uit vier delen: een algemeen nazicht; controle op de nauwkeurigheid, zowel absoluut als relatief; controle op de volledigheid; controle op het foutencijfer. CARDIB bepaalt de omvang van deze controles, waar ze ge beuren, en op welke bestanden, steeds binnen de eisen van het typebestek. Op voorhand is gespecifieerd: in welke vorm de gevraagde data moeten worden geleverd; aan welke nauwkeurigheidseisen de kartering van de objec ten moet voldoen bij toetsing aan de realiteit, zowel relatief als absoluut: a. de relatieve nauwkeurigheid in X,Y is vastgesteld op 22 cm, waarbij nauwkeurigheidsklassen zijn toegekend, waarmee wordt aangeduid dat objecten naargelang hun aard in meerdere of mindere mate nauwkeurig kunnen worden bepaald (fig. 8); b. de absolute nauwkeurigheid in X,Y slaat op de opge geven positie van zeer goed identificeerbare punten in het Belgisch nationaal coördinatenstelsel ten opzichte van de ware positie; deze mag maximaal 15 cm RMS (Root Mean Square) bedragen; c. er is ook een absolute nauwkeurigheid voor hoogte bepaald: deze bedraagt 30 cm RMS. aan welke volledigheidseisen de kartering van de objecten moet voldoen; bij elk object is de procentuele verhouding 397

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1995 | | pagina 17