Zestig jaar landinrichting UBILEUM Versnipperde viering De Zeeuwse rampen en de ruilverkaveling NGT GEODESIA „Landinrichters krijgen eindelijk groene vingers", schreef een regionaal dagblad bij die viering. In een tijd dat land inrichtingsprojecten steeds moeizamer van de grond willen komen (Zeeland dan uitgezonderd), kan het geen kwaad de schijnwerpers eens op dit veel verguisde en even vaak geprezen instrument te vestigen. Het feit dat zestig jaar geleden de Cultuurtechnische Dienst werd opgericht, gaf een mooi aanknopingspunt. De oprichting vond plaats in 1935, een tijd van grote werkloosheid. Naast de taak van doelmatige inrichting van de ingepolderde en te ontginnen gebieden gaf de Dienst een enorme werkver schaffing. Het graven van sloten en ver plaatsen van grond geschiedde toen nog met kruiwagens. De stap van droogge vallen en te ontginnen gebieden naar het „oude land" was niet zo groot. Ook daar was nogal wat te verbeteren. Grote delen van ons vaderland stonden regel matig blank en het wegenstelsel was op veel plaatsen van dien aard, dat veel ge bieden zeer moeilijk te bereiken waren. Andere delen waren zo zanderig, droog en versnipperd, dat er geen droge boter ham op was te verdienen. Na zestig jaar verkruien van grond en verbetering van de waterbeheersing zou het zo lang zamerhand een eind klaar moeten zijn. Niets is minder waar, want als je overal bent geweest en het hele land is ver kaveld, begin je gewoon weer van voren af aan. De tijden zijn veranderd, er wordt anders geboerd, de grond is weer versnipperd en vooral ook de eisen van natuur en landschap spelen een veel grotere rol dan toen. De Cultuurtechnische Dienst, inmid dels een aantal malen gereorganiseerd Theo Scheele, redacteur. Meer aandacht voor het landschap. en omgedoopt tot Landinrichtingsdienst, heet nu voluit: Dienst Landinrichting en Beheer Landbouwgronden (DLBL). De aandachttrekkerij rondom de zestigste verjaar dag werd weliswaar landelijk gestimuleerd, maar werd ge decentraliseerd tot uitvoering gebracht. Exposities, fiets tochten, fotowedstrijden en fraaie boekwerkjes waren de actiepunten. Maar aangezien je de gemiddelde vakantie ganger niet zo gemakkelijk naar een dergelijke technische verjaardag lokt, werden de activiteiten veelal gekoppeld aan plaatselijke publiekstrekkers zoals braderieën en folkloristi sche dagen. In de gevarieerde expositieruimten toonden grote panelen de wijze waarop rondom die plaats ruilverkavelingen hebben plaatsgevonden of nog aan de gang zijn. Vooral in dit laatste geval werd menig landinrichter aangeklampt over lopende problemen. Geïnteresseerden probeerden (vaak tevergeefs) te begrijpen hoe op de kadastrale computers een toedeling tot stand komt. Maar ieder die dat wilde, kon met een stapeltje boekjes, folders, pennen en tasjes huiswaarts keren om daar nog eens op het gemak de zegeningen van de landinrichting na te lezen. En de meest actieven konden door het rijden van een fietsroute in het terrein aanschouwen wat door een ruil verkaveling is of wordt tot stand gebracht. Het was een grapje van een oude boer die weinig heil zag in een aankomende ruilverkaveling in zijn gebied. „Eerst heb ik de oorlog meegemaakt, toen de overstroming en nu de ruil verkaveling", sprak hij somber. Juist in Zeeland waren het rampen die aanleiding gaven tot ruilverkavelingen: in 1944 de inundatie van Walcheren, en op Schouwen-Duiveland en andere eilanden de overstromingsramp van 1953. Aan de bevrijding van Walcheren in 1944 ging een bombardement van de zeedijken vooraf, met als doel het onder water zetten van een sterk verdedigde Scheldemonding. Dat lukte maar al te goed, want Walcheren is een schotel, van binnen laag en hol. Die schotel stroomde helemaal vol. Nadat het zoute water er vele malen op en af was gegaan, was van de mooie „tuin van Nederland", met zijn kronkelige wegen en fraaie begroeiing, alleen nog een kale moddervlakte over. Toen het laatste dijkgat was gedicht, werd het herstel onmid dellijk aangepakt onder de vlag van een speciale Herverkave- lingswet (1947). Herstel van de oude wegen had weinig zin. Zowel de structuur van het oude wegennet als de kwaliteit van de wegen was voor de landbouw al lang onvoldoende. Het moest nu maar in één keer goed worden aangepakt. De wegen werden zoveel mogelijk geprojecteerd op de tracés van de oude wegen; omleidingen rondom de dorpen waren niet gewenst omdat het voor de toeristen zo aantrekkelijk is die dorpjes te bezoeken. De waterbeheersing werd verbeterd door het graven van bredere afwateringskanalen, waarbij dankbaar gebruik werd gemaakt van de door de bezetter gegraven tankgrachten. Natuur en landschap kregen voor die tijd ongewone belangstelling omdat de vermaardheid van Walcheren, en de daaruit voortvloeiende toeristenstroom, daar belang bij had. Veel wegen werden van een beplanting 409

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1995 | | pagina 29