NGT GEODESIA
■995-9
ten. Het Landesvermessungsamt levert
geheel nieuwe of alleen was/wordt-be-
standen aan gebruikers in het nationale
formaat EDBS. Elk object heeft een
unieke identificatie, wat de verwerking
van de mutatiebestanden bij de gebrui
ker vereenvoudigt.
Paul van Asperen besprak de ontwik
kelingen bij de TDN wat betreft het
bijhouden van TOPlOvector. Vanaf
volgend jaar zullen TOP10vector-be-
standen digitaal worden herzien. Na
1997 wordt voor heel Nederland in een
bijhoudingscyclus van vier jaar voor
zien. De produktiemethode blijft nage
noeg gelijk aan de huidige, omdat
de analoog-digitaalconversie gecombi
neerd is met de bijhouding. TDN heeft
enkele tests uitgevoerd om was/wordt-
bestanden te produceren. Deze bestan
den zijn van belang voor gebruikers,
voor interne controle van het herzie
ningsproces en voor de bijhouding van
andere produkten, zoals TOP50vector.
In de eerste test bleken de was/wordt-
bestanden erg groot. De gezamenlijke
was/wordt-bestanden waren even groot
als het volledige nieuwe bestand. De
was/wordt-bestanden bevatten, naast
mutaties veroorzaakt door wijzigingen
in het terrein, ook mutaties veroorzaakt
door verandering in topologie. Een
eenvoudig voorbeeld: een nieuwe sloot
wordt in het bestand aangesloten op
een bestaande sloot. De bestaande sloot
wordt hierdoor gesplitst, waardoor ook
de bestaande sloot wordt opgenomen
in de was/wordt-bestanden. Tijdens de
presentatie ontstond een levendige dis
cussie over de vraag of deze categorie
mutaties wel of niet in de was/wordt-
bestanden moet worden meegenomen.
Les Rackham (Ordnance Survey, GB)
gaf een gedetailleerd overzicht van de
produkten van de Ordnance Survey:
Land-Line: topografische bestanden
op schaal 1 1250, 1 2500 of
1 10 000. Deze bestanden worden
continu en cyclisch bijgehouden met
behulp van fotogrammetrische en
landmeetkundige methoden;
Address-Point: bestanden met coör
dinaten gekoppeld aan adressen. De
ze bestanden worden continu bijge
houden;
Oscar: bestanden met de hartlijnen
van wegen: deze bestanden worden
bijgehouden met Land-Line;
Boundary-Line: bestanden met de
administratieve grenzen. Deze be
standen worden jaarlijks bijgehou
den.
De Ordnance Survey levert in principe
altijd nieuwe datasets. Alleen bij Ad
dress-Point worden was/wordt-bestan
den geleverd. Er wordt nauwelijks in
formatie van derden verwerkt. Alleen
de Post Office Address File is een muta
tiebron voor Address-Point.
Na deze inleidingen werd er gediscus
sieerd over mutatie-inwinning en ver
werking. Diverse landen merkten op
dat er geen bijhoudingssoftware op de
markt is. Geconstateerd werd dat data-
producenten nu met de materie worste
len, terwijl later ook de gebruikers de
zelfde problemen tegenkomen. Soft-
ware-producenten werden opgeroepen
om snel bijhoudingssoftware te ontwik
kelen en op de markt te brengen.
Hans van der Linde (TDN) sloot als
voorzitter van CERCO werkgroep IX
de workshop af. De workshop was suc
cesvol verlopen en zal in de nabije toe
komst een vervolg krijgen.
Paul van Asperen
Minister startte 5e Nauwkeurig
heidswaterpassing
De Minister van Verkeer en Water
staat, mevrouw A. Jorritsma-Lebbink,
gaf op donderdag 29 juni 1995 het
startsein voor de 5e Nauwkeurigheids
waterpassing. Zij deed dat te Maassluis
bij de presentatie van het Jaarbericht
1994 van de Rijkswaterstaat. Op de
kop van de binnenhaven bepaalde zij
met GPS het verschil tussen twee NAP-
bouten. Ook verdiepte zij zich wat in
het optisch en hydrostatisch waterpas
sen en liet zich de gravimetrie uitleg
gen. De metingen vergen ongeveer
honderd mensjaren en worden groten
deels uitgevoerd in 1996 en 1997, een
sensationeel korte tijd. (De 4e Nauw
keurigheidswaterpassing werd uitge
voerd in de jaren 1965 - 1976.) Het
gaat om 4000 km optische waterpas
sing en 1000 km hydrostatische water
passing tussen 210 ondergrondse mer
ken, waarvan de hoogte ook via satel
lietmeting wordt bepaald. Verder
wordt van zeventig punten de zwaarte
kracht gemeten. De resultaten zullen in
1999 beschikbaar komen.
In haar speech voorafgaand aan de
meting noemde mevrouw Jorritsma het
NAP „absoluut onmisbaar voor de
meeste kerntaken van de Rijkswater
staat". Getrouw aan dekey-notes" leg
de ze het gehoor het nut van de her
ijking uit: Heel Nederland is bedekt
met NAP-peilmerken. Waar je je ook be
vindt, binnen een straal van een kilo
meter is er altijd één te vinden. Aan de
hand van dat peilmerk kan de hoogte
worden bepaald van ieder willekeurig
punt in Nederland. Wil je zo'n netwerk
in stand houden, dan zul je voortdurend
moeten controleren. En om de zoveel tijd,
zeg maar vijfentwintig jaar, wordt het
hele net precies nagemeten. Dat is nodig,
want Nederland kantelt en klinkt steeds
verder in. Zo 'n meting heet een Nauw
keurigheidswaterpassing
Voordat de minister aan de beurt was,
had directeur-generaal van de Rijks
waterstaat, ir. G. Blom, gememoreerd
dat „ons land van oudsher een waterstaat
is" en bij zijn dienst 10 000 mensen
zo'n vijf miljard gulden per jaar uit
geven.
De minister maakte op 29 juni 1995
ook een eind aan alle speculaties over
het laagste punt van Nederland. De be
windsvrouw memoreerde de pas ge
slagen eerste paal voor het laagte
monument in Rotterdam en zei:
Iedereen keek naar Rijkswaterstaat voor
uitsluitsel. En de Meetkundige Dienst
van deze organisatie heeft het nu alle
maal nog eens haarfijn nagemeten.
Daarbij is uitgegaan van het gemiddelde
maaiveld van een gebied van een hectare
groot. Anders zou het weieens kunnen
zijn dat een diepe kuil als het diepste
punt van Nederland uit de bus komt. Of
de bodem van de Beneluxtunnel, of een
oude mijngang in Limburg. Wonderlijk
genoeg bleken er naast de vier elkaar be
concurrerende plaatsen nog drie serieuze
kandidaten te zijn: Edam, Bergschen-
hoek en Vinkeveen. Maar de metingen
van Rijkswaterstaat hebben uiteindelijk
uitgewezen dat Nieuwerkerk aan den
IJssel met 6,74 meter onder NAP zich op
dit moment vol trots het absolute diepte
punt van Nederland mag noemen (In
haar tekst stond „absolute dieptepunt"
tussen aanhalingstekens, maar dat hoor
je niet...) Vervolgens overhandigde
mevrouw Jorritsma de genodigde Nieu-
werkerkse wethouder Maarten Mole-
415