1995-9 NGT GEODESIA lijk van de precisie van de begrenzende punten, maar ook van de vorm van het oppervlak (fig. 1). Weliswaar kunnen hier de oppervlakte en de standaardafwijking van deze opper vlakte worden berekend uit de punten 1 t/m 4, maar de betrouwbaarheid van deze constructie is onvoldoende. Als bijvoorbeeld punt 1 een klein beetje verschuift in de richting van punt 4 (de Y-waarde wordt dus iets kleiner), zal de oppervlakte van het vlak ineens zeer veel kleiner worden. In [9] wordt een dergelijke situatie „spurious" genoemd. Hier van is sprake indien: 1,96 Gopperviak oppervlak (in are) De oppervlaktekwaliteit van een vlakvormig object dat on voldoende is bepaald (spurious), kan bijvoorbeeld worden verbeterd door het aanbrengen van meer begrenzende pun ten (fig. 2). Hierdoor wordt de berekende standaardafwij king van de oppervlakte sterk verbeterd en is de oppervlakte 5 6 Fig. 1. De precisie van een vlakvormig object is niet alleen afhankelijk van de precisie van de begrenzende puntenmaar ook van de vorm van het oppervlak. (Bron: [9]). wel weer een reële waarde geworden ten opzichte van zijn standaardafwijking. In de praktijk is de bovenstaande eis van „voldoende bepaaldheid" een soort randvoorwaarde voor een minimale constructie van een vlakobject. Alleen als niet aan de eis wordt voldaan, moet actie worden ondernomen. Een topografisch bestand (zoals een GBKN of een ToplOvector), waarin vlakken moeten worden gevormd, dient te zijn opgebouwd uit een gesloten lijnenbeeld. De lijnen in de digitale kaart moeten lijnketens vormen. Op plaatsen waar meer dan twee lijnen bij elkaar komen, dient zich een knooppunt te bevinden. Dit noemen we een ge structureerd bestand. De ToplOvector voldoet wel aan deze eis, een GBK meestal niet. Voor een GBK kan het lijnen beeld gesloten worden door het toepassen van programma tuur die door diverse leveranciers op de markt wordt ge bracht. Het resultaat van deze bewerking kan zijn dat in een gestructureerd bestand de coördinaten van de knooppunten meerdere keren in het bestand worden opgeslagen (fig. 3). De coördinaten van het knooppunt zijn driemaal opgeslagen in het grafisch bestand; eenmaal in lijn 1 (punt 1.3), eenmaal in lijn 2 (punt 2.1) en eenmaal in lijn 3 (punt 3.1). Elk punt heeft ook zijn eigen standaardafwijking. Deze is namelijk afkomstig van de lijn waarin dat punt voorkomt. In deze gevallen is ervoor gekozen om dan het punt te kiezen met de kleinste standaardafwijking en te gebruiken in de berekening van de standaardafwijking Gopp Implementatie De ontwikkeling van de alternatieve methode is door samen werking van de Gemeente Nijmegen, afdeling Landmeten, en Heidemij Advies tot stand gekomen. De bouw en im plementatie zijn uitgevoerd door Heidemij. Mede door de beschikbare infrastructuur is ervoor gekozen om de program- Fig 2. De oppervlakte kwaliteit kan worden verbeterd door het aan brengen van meer begrenzende punten. (Bron: [9]). Fig. 3. Lijnsegmenten komen samen in een punt. matuur te ontwikkelen op basis van het CAD-pakket MicroStation van Bentley Systems. De programmatuur is ontwik keld in de standaardtaal „C" en de grafische ontwikkeltaal „MDL" van MicroStation. De programmatuur draait onder de besturingssystemen DOS en Unix. Door de keuze van de ontwikkelomgeving moesten de uit gangspunten op een aantal onderdelen worden aangevuld (zie kader). Het toe kennen van de p- en i- waarden aan de geometrische elementen van Micro- Station is mogelijk door deze gebrui- kersspecifieke kenmerken in „userdata" vast te leggen. In MicroStation is „user data" niet gedefinieerd. De gebruiker is vrij om zelf een gegevensstructuur te definiëren en applicaties te ontwikke len, die van dit deel van het bestand ge bruik kunnen maken. Toepassing in de praktijk Alvorens de resultaten van het project „Land over de Waal" te bestuderen, worden twee eenvoudige voorbeelden getoond. In fig. 6 zijn een rechthoek en een trapezium geconstrueerd. Het resultaat van de berekening is bijge voegd. Voor elke lijn is een stan daardafwijking ingevoerd van G 0,30 [m]. Om in het project „Land over de Waal" eenvoudig de oppervlakte te kunnen berekenen, is de tekening met toekomstige kavelgrenzen gecon strueerd op basis van de beschikbare ToplOvector-gegevens. Daarbij zijn zo wel vlek- als kavelgrenzen gedefinieerd. Een vlek bevat meerdere kavels en zal in de toekomst als één geheel in ontwikke ling worden genomen. Daarna is het bestand gestructureerd. Een kavel wordt beschouwd als een object. Hier bij zijn de volgende bewerkingen uit gevoerd: 3.3 Vns'"- 386

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1995 | | pagina 6