v_ X Fig. 4. NGT GEODESIA 1995-9 verwijderen „under- en overshoots"; opsplitsen van lijnstrings naar lijn stukken; samenvoegen van lijnstukken tot lijn strings, op grond van identieke attri buutwaarden. Hierna is per object op interactief grafi sche wijze een tekstelement vlak- identificator) geplaatst, waarbij de tekst overeenkomt met het vlek- en object nummer. De programmatuur doet ver volgens de rest. Door per tekstelement de omringende lijnelementen te zoe ken, kan de oppervlakte worden bere kend en een bestand worden opge bouwd. Analyse Alle digitaal berekende objecten blijken over een goede puntenverdeling te be schikken. De vorm van het object en de ligging van de punten hebben invloed op de berekening, echter niet zodanig dat een oppervlakte wordt verworpen (spuriouswaarde 0). De nieuwe op pervlaktewaarden zijn in eerste instan tie alleen gebruikt voor de herbereke ning van de exploitatiekosten. (50, 52) (52.5, 52) VLAK 1 (50, 50) (52.5, 50) (49, 50.5) (59, 50.5) VLAK 2 (50,50) (60,50) VLEK FASE OPP. ST.AFW. SPURIOUS #-PNT GEM .ZIJDEL KORTSTE LANGSTE 1 VLAK 1 5.00 1.15 NEE 4 2.250 2.000 2.500 1 VLAK 2 5.00 3.63 JA 4 5.559 1.118 10.000 Fig. 6. De verschillen tussen de traditionele en alternatieve werk- Een eenvoudig wijze zijn nu vast te stellen. De berekening geeft echter een rekenvoorbeeld, subjectief beeld. Om dit inzichtelijk te maken, is een tabel gemaakt voor vlek 1In kolom F van tabel 4 is het verschil berekend tussen de twee berekeningsmethoden (traditionele en alternatieve werkwijze). Het verschil varieert van 1,3% tot 27,6% ten opzicht van de laatste berekening (tabel 4, kolom G). De verschillen lijken over het algemeen klein met enkele uitschieters naar boven. Er is geen extra controle uitgevoerd Aanvulling uitgangspunten software-ontwikkeling cirkelsegmenten (gegevensstructuur) De definitie van de gegevensstruc tuur maakt het mogelijk een cirkel segment te definiëren door middel van drie punten. Echter, om proble men te voorkomen bij een reeks van aaneengesloten cirkelsegmenten, is cirkelsegment 2 gelijke lijnstukken 6 gelijke lijnstukken p 3 cm i =5 cm p 50 cm i =200 cm Een cirkelsegment opgesplitst naar zes gelijke lijnstukken. Fig. 5. Oplossen van niet-identieke p- en i- waarden. ervoor gekozen om eventuele cirkelsegmenten op te split sen naar korte lijnstukken (fig. 4). Op die manier wordt de boog redelijk benaderd. Overigens komen in het ToplOvector-bestand bijzonder weinig cirkelsegmenten voor, doordat de digitale gegevens afkomstig zijn van een stereofotogrammetrisch inwinningsproces [4] samenvallen van objectpunten Als begin- en eindpunt van een lijnstuk verschillende p- en/of i-waarden hebben, dient volgens een vast te stellen criterium slechts één enkele p- en i-waarde te worden toe gekend (fig. 5). Dit criterium kan bijvoorbeeld zijn de „slechtste", de „beste" of het „gemiddelde". In dit project is gekozen voor de „beste" p- en i- waarden Door de toepassing van p- en i-waarden kan als het ware een buffer worden berekend rondom elk punt en elke lijn. Hiermee ontstaat een beeld van de minimale en maximale oppervlakte. Het effect van precisie en idealisatie is in na volging van het Kadaster gesteld op V(p2+i2). Precisie en idealisatie zijn niet gecorreleerd. De precisie van het ToplOvector is gesteld op 3,00 [m]. De idealisatie varieert van 0,05 [m] tot 0,50 [m] voor topografische objecten en 3,00 [m] voor benaderde posi ties waar geen topografische grens als referentie kan wor den gevonden. De klassegrenzen voor het toepassen van de idealisatiewaarde zijn in dit project afgeleid van het Kadaster. Alleen voor de „benaderde punten" is een extra klasse toegevoegd. 387

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1995 | | pagina 7