GIS-aspecten
gis-systeem
gis-systeem
1995-h
NGT GEODESIA
schenen daartoe ook pakketten met uitvoer- en/of koppe-
lingsmoduies. Tevens kwamen 3D-systemen steeds meer in
de belangstelling.
Kennelijk bestond er behoefte aan een gecombineerde bevra
ging van thematische en geometrische gegevens. Om daarbij
de voordelen van het opereren met een standaard database
pakket te verenigen met die van een grafisch systeem, is
koppeling van dergelijke pakketten een voor de hand liggend
vervolg op deze ontwikkelingen, met als resultaat systemen
als Geo/SQL. Eerste optie daarbij is om van het standaard
database-pakket gebruik te maken voor de behandeling van
de thematische gegevens, en van het grafische pakket voor de
behandeling van de geometrische gegevens en de grafische
functies (fig. 1).
Afhankelijk van de mogelijkheden van de te koppelen pak
ketten zijn echter ook andere opties denkbaar, bijvoorbeeld
om het standaard database-pakket voor de behandeling van
zowel de thematische als de geometrische gegevens te ge
bruiken, en het grafische pakket alleen maar voor de
grafische functies (fig. 2). Ideaal is natuurlijk een geïnte
greerd systeem, waarbij zowel de thematische als de geo
metrische gegevens worden opgeslagen in één database
pakket, dat echter vergeleken met de huidige pakketten dan
wel voorzien zou moeten zijn van de nodige extra functio
naliteit.
Of een informatiesysteem een GIS is, lijkt dus vooral af te
hangen van de presentatie- en selectiemogelijkheden. De
opslagstructuur (het gegevensmodel en de implementatie
daarvan in een database-managementsysteem) is echter zeker
zo belangrijk: hierdoor worden namelijk de toegankelijk
heid, en daarmee ook de selectie- en presentatiemogelijk
heden, bepaald. Natuurlijk zijn faciliteiten voor invoer, be
werking en uitvoer ook belangrijk, maar worden als minder
specifiek voor GIS beschouwd. Daarom komen hier als van
belang geachte aspecten voor GIS-bevraging aan de orde:
GIS-gegevensmodellen en selectie- en presentatie van GIS-
objecten. Vervolgens worden enkele voor een GIS gewenste
eigenschappen samengevat.
Gegevensmodel
In het gegevensmodel wordt de wijze van opslag van de
objecten gedefinieerd. Objecten worden daarin aangeduid
met een „identifier", een uniek identificerend kenmerk,
waaraan de gegevens over thematische en geometrische
eigenschappen gerelateerd zijn. Objecten worden op basis
van de thematische eigenschappen ingedeeld in themaklas
sen, die gedefinieerd worden door kenmerken of attributen.
Opslag van identifier en thematische eigenschappen van ob
jecten vindt veelal plaats in de vorm van tabellen per thema
klasse, opgebouwd uit object-records, met een kolom voor
de identifier en elk van de attributen. Voor opslag van de ge
ometrische eigenschappen worden als objecttypen onder
scheiden punt-, lijn- en vlak-objecten, in 3D ook volume
objecten. Opslag van de geometrische eigenschappen kan
plaatsvinden in rasterformaat of vectorformaat. In rasterfor-
maat via relaties van de identifiers met in een aparte tabel op
geslagen rastercellen. In vectorformaat via relaties van de
identifiers met in aparte tabellen opgeslagen geometrische
primitieven: nodes (punten), arcs (lijnen) en faces (facetten
van een vlak, of in 3D van een volume). Relaties met de in
Fig. 1.
Koppeling systemen,
eerste optie.
grafisch
systeem
grafische
mogelijkheden
geometrische
gegevens
standaard
data-base
thematische
gegevens
andere tabellen opgeslagen gegevens
worden gerealiseerd via extra kolom
men voor gemeenschappelijke attribu
ten of voor „pointers" naar geheugen
plaatsen daarvan.
Fig. 2.
Koppeling systemen,
alternatief.
grafisch
systeem
grafische
mogelijkheden
standaard
data-base
geometrische
gegevens
thematische
gegevens
Gegeneraliseerde, op relationele data
bases gebaseerde voorbeelden van gege-
vensmodellen in vectorformaat zijn de
Single Valued Vector Map (SWM) [1]
en de Multi Valued Vector Map
(MWM) [2], Deze kunnen ook in net
werk-databases worden gerealiseerd. In
een SWM kunnen objecten van een
bepaald objecttype tot slechts één the
maklasse behoren: een node kan hoog
stens één punt-object representeren,
een are tot hoogstens één lijn-object
behoren en één face aan de linker- en
rechterzijde hebben, en een face tot
slechts één vlak-object behoren. Daar
door is het niet mogelijk om twee el
kaar overlappende themaklassen met
objecten van hetzelfde objecttype in
één SWM op te slaan. Voor bijvoor
beeld de opslag van twee thema's met
vlak-objecten zou een face tot twee
vlak-objecten moeten kunnen behoren;
een zelfde beperking geldt voor opslag
van meerdere puntthema's en meerdere
lijnthema's. Verschillende thema's van
hetzelfde objecttype, opgeslagen in
aparte SWM-themalagen, kunnen
voor selectiedoeleinden wel tot een
MWM worden verenigd via een zoge
naamde overlay-operatie.
In een MWM kan een node meer
punt-objecten representeren, een are
504