A Een toepassing Conclusies '995-ia generalisatie. Deze tabel stelt de gebruiker in staat om het effect van de generalisatie op de verschillende eenheden te beoordelen. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk om na te gaan of als gevolg van de generalisatie een sterke toe- of afname van een bepaald type vlak-object heeft plaatsgevonden. De totale verschuiving over de attributen kan ook weer met één maat worden getypeerd: de attribuutveranderingsindex. Attribuutveranderingsindex De attribuutveranderingsindex geeft een indruk van de ver schuivingen in de attribuutbeschrijving van de vlak-objecten en is gedefinieerd als: som van absolute oppervlak- teverschillen per attribuutklas Attribuutveranderingsindex totale oppervlakte Indien deze index een waarde 0 heeft, zijn als gevolg van de generalisatie geen onderlinge verschuivingen in het opper vlakte-aandeel van de verschillende attribuutklassen opgetre den. De attribuutveranderingsindex kan eenvoudig worden berekend op basis van de attribuutveranderingstabel. Foutindex De foutindex is één maat voor de optredende generalisatie- fout en is gedefinieerd als: som van generalisatiefouten foutindex totale oppervlakte De foutindex is gebaseerd op de generalisatiefouten zoals de ze bij de gelijkheidsmethode worden berekend. Berekening van de foutindex is alleen mogelijk als gelijkheidsfactoren tussen de attributen zijn toegekend. Bij de toepassing van de gelijkheidsmethode dient dit te gebeuren, maar voor de andere twee methoden is dit niet noodzakelijk. De bovenbeschreven effectmaten typeren verschillende as pecten van het generalisatieproces. Het is aan de gebruiker om te beoordelen welke methode en mate van generalisatie voor zijn of haar toepassing het meest geschikt zijn. De ef fectmaten stellen de gebruiker in staat op grond van kwanti tatieve informatie een gefundeerde keus te maken. De drie beschreven generalisatiemethoden zijn geïmplemen teerd in het GIS-pakket Are/Info en toegepast op een frag ment van de bodemkaart van Nederland 1 50 000. Voor het onderzoek is als proefgebied het kaartblad 39 Oost gebruikt. Dit kaanblai er""'" onde"- andere de plaatsen Wageningen, Rhenen en Ede. Het bestaiïd zoals dat in au onderzoek is ge- b ruikt, heeft een classificatiehiërarchie in twee niveaus. Het hoogste niveau omvat 7 klassen (veen, zand, klei, water, enz.j. Een niveau diepci zijn de 7 klassen ingedeeld in 40 subklassen (bijvoorbeeld grof zand en fijn zand). De 40 sub klassen beschrijven in het gebied 400 vlak-objecten. Voor het uitvoeren van de generalisaties zijn op subklasseniveau be langrijkheidsfactoren en gelijkheidsfactoren toegekend door een expert op het gebied van bodemkundige informatie. Toe kenning van deze factoren heeft plaatsgevonden met het oog op de toepassing „transport van water in het bodemprofiel". Bij deze toepassing speelt de textuur van de bodem (grof zand, fijn zand, lichte klei, zware klei) een belangrijke rol. NGT GEODESIA Generalisatie van geo- informatie is te definiëren als het proces waarbij ten behoeve van een bepaalde toe passing een abstractie van ruimtelijke gegevens wordt uitgevoerd. Er is een vrij sterke reductie van het aantal vlak-objecten uitgevoerd. Als richtpunt is daarbij het aantal vlakken van de bodemkaart 1 250 000 voor hetzelfde gebied gebruikt. Het bestand van deze kaart bevat 118 vlak-objecten. Voor deze aanpak is gekozen om de resultaten te kunnen vergelijken met een reeds beschikbare generalisatie 1 250 000. Deze is in het verleden op basis van de bodemkaart 1 50 000 handmatig vervaardigd. De voorlopige resultaten van de toepassing laten zien dat de effectmaten goede handvatten bieden aan de gebruiker om het genera lisatieproces te kunnen sturen en te eva lueren. Door de opkomst van geografische in formatiesystemen is de laatste jaren een sterke toename in het gebruik van geo- informatie te constateren. Het beschik baar hebben van geografische gegevens in digitale vorm maakt het mogelijk om veel sneller dan in het verleden geo- informatie op maat aan gebruikers te leveren. Generalisatie vormt één van de bewerkingen die kan bijdragen aan een betere afstemming tussen vraag en aan bod. Een noodzaak daarbij is dat het generalisatieproces zelf flexibel en toe passingsgericht kan worden uitgevoerd. Database-generalisatie biedt hiervoor goede mogelijkheden. De praktische implementatie van database-generalisa tie staat echter nog in de kinderschoe nen. In dit onderzoek zijn drie verschillende implementaties voor database-generali satie van vlak-objecten met elkaar ver geleken. De toepassingsgevoelige me thoden zoals de klas-attribuutmethode en gelijkheidsmethode verdienen dui delijk de voorkeur boven de toepas- singsongevoelige oppervlaktemethode. Toepassing van de klas-attribuutme thode en de gelijkheidsmethode vereist echter veel inhoudelijke kennis van de gegevens en de eisen vanuit de toepas singen (bepaling belangrijkheidsfacto ren en gelijkheidsfactoren). Het blijkt in de praktijk lastig om de belangrijk heidsfactoren en gelijkheidsfactoren te schatten. Het bepalen en evalueren van effectma ten is noodzakelijk om het generalisa tieproces om te vormen van een magi sche handeling naar een inzichtelijke en heldere bewerking. 542

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1995 | | pagina 6