Vijfenzeventig jaar
„meer dan landmeter"
5§f
INTERVIEW
ing. P. S. Teeling, landmeter of sociograaf?
545
NGT GEODESIA
surveying, interview, history
landmeetkunde, interview, geschiedenis
KEYWORDS
TREFWOORDEN
Aangetrokken door een mysterieuze
overheidsinstantie die onder de naam
Kadaster weinig tot de verbeelding
moet hebben gesproken, kroop hij op
dertienjarige leeftijd achter een kadas
trale lessenaar (die volgens Teeling veel
beter waren dan de latere bureaus). Hij
zette zijn stempel op die dienst in Alk-
Theo Schee/e,
redacteur.
F
De regelingen en voorschriften van de Nederlandse over
heidsdiensten, ook de geprivatiseerde, voorzien niet in een
gratificatie of huldebetoon bij een vijfenzeventigjarig
ambtsjubileum. Er gebeurde dan ook helemaal niets op
1 augustus 1995, toen het precies vijfenzeventig jaar
geleden was dat Teeling zich schoorvoetend in zijn korte
broekje richting Kadaster begaf. Ook zijn „eigen club",
het NGL, ging daar schijnbaar aan voorbij. Maar die club,
althans de representant daarvan (de redactie van NGT
Geodesia) plaatste de markante vertegenwoordiger van het
ambt wel degelijk op het planningsschema. En zo mag
onze jubilaris in dit nummer, middels dit interview,
bijdragen aan een waardige afsluiting van het jaar 1995.
Ing.
P. S.
Teeling.
maar, Roermond, Leiden, Maastricht en Amersfoort, sprak
al spoedig zijn woordje mee in organisaties en vakbeweging,
en gaf de stoot tot de oprichting van het Nederlands Genoot
schap voor Landmeetkunde. Tegelijkertijd werd een tweede
leven gevuld door studies en interesses in menselijke verhou
dingen in het heden en het verre verleden. Niet verwonder
lijk dat de draden van die twee levens al spoedig door elkaar
gingen lopen en er verbanden werden gelegd om het één
bruikbaar te maken voor het ander. Dat uitte zich al tijdens
zijn kadastrale loopbaan, maar zette zich versterkt voort na
dat hij onder de naam „pensioen" geacht werd een rustiger
leven te gaan leiden. Niets was minder waar. Was in de eerste
periode het één dienstbaar aan het ander, naderhand keerde
de situatie om en gebruikte hij de kadastrale informatie ten
behoeve van zijn ander werk: de sociografie.
In het Orgaan van VTAK van oktober 1947 schreef hij dat
hij tijdens een examen geacht werd op de vraag „Wat is het
Kadaster" te antwoorden: „Het Kadaster is een verzameling
boeken en kaarten". Bewustzijnsvernauwing, noemde
Teeling dat. De duizenden draden die het Kadaster met het
volle leven verbinden, werden eenvoudigweg over het hoofd
gezien.
We schreven 1920, toen hij de stap naar het Kadaster deed,
geen beste tijd. Zelf had hij al aan de „normaalschool"
gedacht, want langs die weg kon je onderwijzer worden.
Maar moeder had vernomen dat daar in de nabije toekomst
weinig brood in zat. Er werd dus naar andere, meer beloven
de, mogelijkheden uitgezien. Dat daarbij het oog op het
Kadaster viel, was niet zo verwonderlijk; de ambtelijke status
gaf zekerheid en was toen welbegeerd. Toen moeder bij
geruchte vernam dat er in Alkmaar een plaatsje vrij was geko
men (door het vertrek van een klerk die de zegeningen van de
overheid had omgeruild voor een vrij beroep), stapte hij erop
af. De kennismaking met bewaarder Veenenbos leidde tot
indiensttreding bij de overheid als particulier klerk, voor een
bedrag van vier gulden per week. De bewaarders werden in
die tijd mede door derden betaald en van die extra inkom
sten moesten zij hun personeel betalen. De dertienjarigen
waren dus zeer welkom, want die kon je met heel weinig geld
aan het werk zetten, zodat de bewaardersinkomsten het
minst werden afgeroomd.