I Conclusie 1996-1 NGT GEODESIA Resultaten De eerste methode is een goede controle op het gedrag van de IMU. Als voorbeeld dient fig. 6. In deze figuur is van meetrun 1 het hoogteverschil tussen het referentieprofiel (ZR) en het berekende profiel (ZB) weergegeven. Uit de kleine verschillen (maximaal 0,035 m) volgt dat de IMU een goed gedrag vertoont (geen verloop of uitschieters in de data). De tweede methode geeft de resultaten zoals die bij opera tionele metingen kunnen worden verwacht. Een goed voorbeeld hiervan is weergegeven in fig. 7 en 8. Fig. 7 geeft voor het midden van de weg (van km 1,3 tot km 1,4) het gemeten profiel (meetrun 1) en het referentieprofiel weer. Fig. 8 geeft voor het midden van de gehele proefvaklengte (2 km) de hoogteverschillen weer tussen het gemeten pro fiel en het referentieprofiel. De meetfout blijkt gering te zijn met een enkele uitschieter tot 0,025 m. De standaard afwijking van de meetfout 8 is bepaald op 0,005 m. Bij de meeste meetruns bleek de standaardafwijking van de meet fout ongeveer 0,005 m te bedragen, met een enkele uit schieter van 0,012 m. Dit voldoet ruimschoots aan de gestelde eis (standaardafwijking maximaal 0,02 m) en in de meeste gevallen aan de gestelde wens (standaardafwijking maximaal 0,01 nr). Tot zover is alleen het berekende profiel van het midden van de weg in beschouwing genomen. De eerste methode maakt tevens een vergelijk van de overige 32 gemeten en berekende langsprofielen per wegsectie van 100 m mogelijk (fig. 9). De meetfout van deze langsprofielen blijkt verge lijkbaar te zijn met de meetfout van het berekende profiel van het midden van de weg. De bij de eerste methode be paalde fouten in het langsprofiel van het midden van de weg zijn in fig. 9 ingetekend. Deze fouten zijn te vergelij ken met de fouten in het langsprofiel dat bepaald is met de tweede methode (fig. 10 Het hlijkt dat deze meetfouten hetzelfde zijn. Hieruit is de conclusie getrokken dat op plaatsen waar methode 1 en 2 vergelijkbaar zijn, zij tot de zelfde resultaten voeren. Hieruit volgt weer de conclusie dat methode 2 dan ook voor de andere langsprofielen, waar slechts de referentieprofielen van 100 m beschikbaar zijn, tot dezelfde goede resultaten zal leiden. combinatie met de ultra van de ARAN goed bruikbaar De IMU-gyroscoop is in soonmeetbalk (SBAR) voor herprofileringsmetingen. Voor het golflengtegebied X 10 - 150 m wordt een langsprofiel verkregen, dat binnen een centimeter met het gemeten profiel overeen komt (standaardafwijking 0,005 m, maximale afwijking 0,012 m). Naar aanleiding van de positieve resultaten van de proef heeft de DWW besloten om het vernieuwde profielmeet systeem met een inertiële gyroscoop te realiseren. Hier onder volgen voor de realisatie enige aandachtspunten: de verwerking van de meetdata is nu geheel achteraf gebeurd, wat tot grote bestanden voert. In het operatio- Fig. 6. Verschil referentie- profiel en ARAN- IMU-profiel, berekend volgens methode 1. Fig. 7. Referentieprofiel en berekend 004 profiel volgens methode 2) voor het midden van de weg meetrun 1 van km 1,3 tot km 1,4. Standaardajwij- -°%j king 8=0,005 m. Fig. 8. (m) 003 Verschil referentie profiel - berekend 002 profiel (volgens methode 2) voor het midden van de weg (meetrun 1), wegvaklengte 2 km. Standaard afwijking 8= 0,005 m. Fig. 9. Meetfout van de langsprofielen voor wegsectie km 0,0 tot km 0,1 meet run 1), berekend volgens methode 1. ^v-~Vh/2'Wis,\^VSv_^v^vy.^,v- 200 400 600 800 1000 1200 1400 1600 1800 2000 1310 1320 1330 1340 1330 1360 1370 1380 1390 1400 (m) 200 400 600 800 1000 1200 1400 1600 1800 2000 (m) rr.-;, 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 Fig. 10. Meetfout van de langsprofielen voor wegsectie km 0,0 tot km 0,1 meet run 1), berekend volgens methode 2. 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 24

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1996 | | pagina 26