Ontwikkelingen bij de grote diensten NIEUWJAARSTOESPRAKEN Een samenvatting van drie nieuwjaarstoespraken Faculteit der Geodesie NGT GEODESIA Aan het begin van het nieuwe jaar is het gebruikelijk dat leiders van grote organisaties hun visie geven op de ontwikkelingen die voor de deur staan. De toespraken die gehouden zijn bij Faculteit der Geodesie, Kadaster en Meetkundige Dienst zijn hierna kort samengevat. Op dinsdag 2 januari 1996 hield prof. dr. ir. M. J. M. Bogaerts als dekaan van de Faculteit der Geodesie de traditionele nieuwjaarstoespraak. Hij begon met de constatering dat een aantal negatieve ontwikkelingen van vorig jaar gelukkig ten goede lijken te keren. Het aantal studenten voor de Geodesie-opleiding lijkt, op basis van de vooraanmeldingen, hoger dan vorig jaar. Bogaerts behandelde een aantal pun ten die voor de ontwikkeling van de faculteit in 1996 van belang kunnen zijn. Allereerst noemde hij het Nationaal Geodetisch Plan. Met name het „geo detisch platform", een deel van de geodetische achterban in de be roepspraktijk, hecht veel waarde aan een goede invulling van de door hen voorgestane veranderingen in het onderwijsprogramma. In dit verband heeft inmiddels een gesprek plaatsge vonden tussen dit platform en het College van Bestuur. Voor grote ver anderingen ziet Bogaerts het huidige docentenkorps als een beperking. Vervolgens kwam hij bij de verken ningscommissie, een commissie die moet nadenken over de wijze van op volging van twee leerstoelen, de leer stoel Planologische Geodesie (Van Schilfgaarde/De Vos) en de leerstoel Vastgoedinformatie en Kartografie (Bogaerts). Bogaerts ziet in dit veld drie verschillende thema's die een leer stoel rechtvaardigen; er is echter maar voor twee full-time krachten ruimte. Een probleem hierbij is het nieuwe hooglerarenbeleid van de TU. Dit gaat er onder meer van uit dat in principe alleen voltijdse hoogleraren mogen worden aangesteld. Daarnaast onder scheidt de nota deeltijdhoogleraren; deze moeten echter een aanstelling van minder dan 0,4 dagtaken hebben en kunnen slechts een tijdelijke aan stelling krijgen. Een voorstel voor vervulling van de ruimte met niet-voltijdse hoogleraren zou dus een probleem kunnen opleveren. Perspectieven zag Bogaerts in een mogelijke samenwerking tussen de faculteit en het onder zoeksinstituut OTB rond de aanstelling van hoogleraren. Daarmee kwam hij bij de structuur van de faculteit. Uit gaande van één vakgroep is het de vraag of de secties gehandhaafd moeten blijven of dat naar een leerstoel- georiënteerde structuur moet worden gegaan. Naast zes hoogleraren ziet hij ruimte voor zes hoofddocenten, een structuur die aan vroeger doet denken, met zes hoogleraren en zes lectoren. De financiële mogelijkheden zijn beperkt; in dat verband is het nieuwe allocatiemodel - de wijze waarop de faculteit geld krijgt uit de centrale TU-pot - van belang. Voortaan staat gerealiseerde output daarbij centraal. Bogaerts vraagt de aanwezigen gewetensonderzoek te doen: hoeveel out- put-punten scoren de aanwezigen? Bogaerts is geen voor stander van een één-op-één doorvertaling van het allocatie model naar het systeem van verdelen van geld binnen de faculteit; dan zou de interne solidariteit in gevaar komen. Aansluitend benadrukte Bogaerts het belang van derde geldstroom inkomsten. Deze inkomsten moeten voor het Prof. dr. ir. M. J. M. Bogaerts, dekaan van de Faculteit der Geodesie. 73

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1996 | | pagina 27