aarde en de bovengenoemde excentri citeit schatbaar zijn, al lijkt op prakti sche gronden de schatting van deze excentriciteit binnen het geheel van satellietmethoden niet mogelijk. Merkwaardig tenslotte is volgens de formules een ldein, maar zelfde, schaalverschil tussen de grootheden massa van de aarde, potentiaal en tijd in het terrestrisch gravimetrisch reken model en de overeenkomstige groot heden in de baanberekening; wat be tekent dit? Met een sterk vereenvoudigd reken model heb ik getracht de invloed van het nulstellen van de genoemde excen triciteit af te schatten. Hieruit blijkt een langgolvige invloed op de coör dinaten van satellietbaanpunten en aardse oppervlaktepunten met een amplitude van de orde van de excen triciteit, dus duidelijk niet verwaar loosbaar. Dit is één der mogelijke ver klaringen voor een uit Amerikaanse bronnen stammend verschil van 10 tot 100 cm tussen afstanden berekend uit coördinaten en directe SLR-metingen. Er is echter één methode die onafhan kelijk is van de excentriciteit, namelijk VLBI met een nauwkeurigheid van 10" 's van de aardstraal of beter. In een gecombineerd satelliet VLBI-model kan men dan de voorwaarde opnemen dat een quaternion van aardse coör- dinaatpunten berekend uit satelliet methoden gelijk moet zijn aan het zelfde quaternion berekend uit VLBI- methoden, afgezien van een mogelijke draaiing. Hiermee is schatting van de vermelde excentriciteit mogelijk, al zal de nauwkeurigheid door foutenbron nen van de satellietkant zeker slechter zijn dan 10~8 van de aardstraal. Het merkwaardige is dus dat satelliet- en VLBI-methoden niet gelijkwaardig zijn, maar elkaar aanvullen. Dit is een voorbeeld van de mogelijke bijdrage van onderzoek aan managementspro- blemen. Met dit resultaat kunnen we teruggaan naar het terrestrisch gravimetrisch mo del. Hier blijft dan nog altijd een voor mij onbegrijpelijk oppervlak, de geo- ide. In feite komt deze geoïde niet in het ontworpen model voor, maar door een nogal twijfelachtige interpretatie van een functie van potentiaal en voer- straal is een plaats in het model te vinden. Zwaartekracht is belangrijk voor geoïdebepaling; schat men de nauwkeurigheid van zwaartekrachtmetingen globaal (over de aarde) op 1 mgal, dan meent men een 5 cm geoïde te verkrijgen. Maar in het dimensieloze model is 1 mgal 10 en daarmee de nauw keurigheid van de geoïde-hoogtecoördinaat (met een dem ping door integraalvergelijkingen, ook in de gradiometrie, van minder dan Vjo) iets beter dan 10~6 van de aardstraal, Het dat wil zeggen ongeveer 1 meter! In vlak land kan men 10" 8 merkwaardige bereiken, maar dit is lokaal, terwijl bergland en zeeën het is dat satelliet- overgrote deel van het aardoppervlak uitmaken. Dit maakt en VLBI- waterpassing ook tot een lokale methodiek, zodat de alom methoden niet gebruikte Stokes-integraalvergelijking in dit satelliettijd- gelijkwaardig perk niet meer past. Wèl past hierin de zogenaamde inte- zijn, graalvergelijking van Hotine, met voerstralen en zwaarte- maar elkaar kracht onder het integraalteken, voerstralen bepaald door aanvullen. satellietmethoden. Maar ruim dan mèt Stokes" ook de geoïde op en formuleer als doelstelling de bepaling van drie coördinaten plus potentiaal in punten van het aardopper vlak! Weer een bijdrage aan het managementsprobleem èn je vermijdt allerlei misverstanden. Alleen je moet dan wel bruikbare begrippen zoals zeetopografie anders definiëren. Naar mijn smaak is er nu voldoende geëlimineerd, de hoofdlijn is duidelijk. Maar ik moet prof. Torge mijn excu ses maken voor het feit dat mijn wiskundige formulering van gravimetrische problemen weieens niet waterdicht kon zijn; de reden: tijdgebrek. Nog een korte opmerking over de betekenis van het aldus aangevulde model, waarvan rond 1987 de eerste afronding plaatsvond. In de jaren daarvoor kwamen de eerste gron dige publikaties over satelliet-gradiometrie, de meting van de invloed van de aardse zwaartekracht op gradiometers in een satelliet, waaruit elementen van de tensor van tweede afgeleiden van de aardse potentiaal kunnen worden bere kend. De elementen waren uitgedrukt in Eötvös-eenheden. Prof. Baarda Na 1987 verscheen in de dimensieformule van deze bij de uitreiking elementen, naast de Eötvös-eenheid, plotseling de Herz- van de Levallois- eenheid. Merkwaardig genoeg veranderde er niets aan de medaille, getallen, noch aan de dimensieformules van afgeleide 53 NGT GEODESIA 1996-2

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1996 | | pagina 7