ving van zwaartepunten van kennis kan worden bijgesteld. Immers de onderverdeling mag nooit een prin cipe worden! Zo ook bij de Associatie. Vanouds was er de indeling in vijf secties (de namen zijn globaal): I. Triangulatie, II. Wa terpassing, III. Gravimetrie, IV. Astro- geodesie, V. Diversen. Na de oorlog wilde men een aanpas sing aan veranderingen in het vakge bied. Rond I960 kwam de eerste Cassinis-commissie waar Levallois en ik geen schijn van kans maakten tegen topfiguren als Cassinis, Kneissel en Bomford, met Tardi als secretaris generaal. Maar dit werd anders in de tweede Cassinis-commissie rond 1970. Ik herinner mij als andere leden onder meer Moritz en Kukkamaki, Levallois was secretaris-generaal. Al snel kwamen we tot de conclusie dat waterpassing beter met triangulatie kon worden verenigd en dat astro- geodesie geen aparte sectie meer nodig had. In sectie II kon dan mooi de satelliet-methodiek worden gescho ven. Sectie III behoefde geen verande ring, maar wat nu met secties IV en V? Toen kwam het idee op om de ge dachten van Van Dantzig toe te pas sen: Beschouw secties I, II, en III als de in schakeling van modellen. Vul sectie IV met modelstudies ofwel theorie vorming. Beschouw sectie V als de uitschakeling van modellen, ofwel de interpretatie van modeluitkomsten, of ook toepassingen van de geodesie op geofysica, oceanografie, enz. Maar het voorstel leek te verdwijnen onder gepraat, koffie en lunch. Ten slotte, toen we allen te moe waren van alle gepraat om nog te denken, verhief Kukkamaki zijn stem en stelde op de hem eigen rustige en heldere wijze voor de Associatie als volgt in te delen: Sectie I Triangulatie en waterpas- sing Sectie II Satellietmethoden Sectie IIIGravimetrie Sectie IVTheorievorming Sectie V Toepassingen van de geo desie welk voorstel opgelucht werd aan vaard. De eerste beslissing van de manager van vandaag zou moeten zijn om research en nog eens research op poten te zetten om zijn black-boxen te vullen. Jaren later hoorde ik Moritz vertellen dat het hem nog altijd een raadsel was hoe deze indeling tot stand was gekomen. Maar dat doet er niet toe, de indeling is (onder andere namen) nog steeds dezelfde èn ook succesvol, zeker als we de inhoud van het Bulletin van Sectie IV - onder redactie van Tennissen raadplegen. Een leuk klein managementsprobleem. Zo heb ik er veel beleefd, ook grotere en moeilijkere, binnen en buiten de universiteit. Onderwijs en onderzoek gaven de meeste moeilijkheden omdat je hier te maken krijgt met het veelal onvoorspelbare beslispatroon van de mens, jong of oud. Interessant is daarom de aandacht die Groot aan de mens geeft als hij op zo n boeiende manier de managementspro- blemen beschrijft, die opgeroepen worden door de huidige informatietechnologie. In zijn schema in het ITC-journaal 1992-4 zien wij vier produktie-eenheden, gewapend met de modernste technieken, waar een stroom van fuzzy ge gevens van eenheid naar eenheid doorheen zal gaan. Iedere eenheid transformeert de gegevens mèt hun fuzzyness, zodat op elke gewenste plaats in deze keten een statistische beslisprocedure kan worden ingelast. Zou dan de veelheid van gegevens en complexiteit van technieken het niet nodig maken de produktie-eenheden te voorzien van een volledig en onderling consistent stelsel van black-boxen, dit ten einde irrationele menselijke beslissingen zoveel mogelijk te vermijden? Maar werken met de modernste methoden betekent dat de meeste black-boxen niet of half gevuld zijn, terwijl bij de onderlinge consistentie van de black-boxen grote vraag tekens moeten worden geplaatst gezien de moeilijkheden van een consistente modelbouw voor een heel vakgebied waarover ik eerder sprak. De manager van vandaag moet dan wel een superfiguur zijn om deze problemen te overzien. En zijn eerste be slissing zou moeten zijn om research en nog eens research op poten te zetten om zijn black-boxen te vullen. Neem als voorbeeld de vereffeningstheorie. Deze dateert al uit de tijd van Gauss. Niettemin hebben Schols, Tienstra en ikzelf er een heel leven aan gewerkt en Teunissen is hard bezig om hetzelfde te doen. En steeds maar worden de problemen complexer en moeilijker op te lossen. En heb ik ook niet begrepen dat onderzoek op GIS-gebied nog maar in de kinderschoenen staat? Tot slot zal ik in dit verband nog een persoonlijke ervaring vertellen, ook al omdat ik dit mijn vroegere universitaire staf schuldig ben. Ik vermeldde reeds dat de landmeetkunde beschreven in de HTW-56 eigenlijk een onbevredigende indruk maakte. Rond 1970 was hiervoor een oplossing gevonden in de vorm van de complexe-getallen theorie, nu ook onder steund door een consistente vereffenings- en toetsings theorie met een criterium-matrix voor coördinaten op basis van schrankingstransformaties. Het werd tijd om nu ook het verkenningssysteem van de HTW op moderne leest te schoeien. Daar kwam nog bij dat het in de HTW-tijd niet gelukt was duidelijke uitspraken van het Kadaster te ver krijgen over de gewenste nauwkeurigheid van grenzen en van via puntsbepaling verkregen coördinaten. Eensdeels NGT GF.ODESIA 1996-2

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1996 | | pagina 9