een,,geo-informant" zelf op pad moet om erachter te komen welke informatie moet worden vastgelegd en hoe, en op welke wijze ze toegankelijk kan worden gemaakt. Hij krijgt dat niet aangereikt, doordat de gebruiker het zelf vaak ook nog niet weet en zeker niet alle technische mogelijkheden kan overzien. Om de gebruiker te kunnen ondersteunen, moet de geo-informaticus beschikken over methoden om het informatiegebruik te analyseren, zeker wanneer het toepassingsveld zo breed is en het onmogelijk is om tijdens de studie alle benodigde inhoudelijke kennis bij te brengen (het laatste werkt zelfs averechts). Ik heb tijdens de studiedag van maart 1995 onder andere de vraag gesteld of er vanuit de geodesie geen fundamenteel onder zoek naar deze methoden zou moeten worden uitgevoerd. Molenaar vond van niet, maar toen andere forumleden, waaronder Jellema (die voor een, niet nader gespecificeerde, „toepassingsleer" pleitte) het hier niet mee eens bleken te zijn draaide hij wat bij en stelde hij dat we aan gebruiks onderzoek nog niet toe zijn. Ik hoorde mijn buurman in de zaal, Ruud Kathmann, mompelen: „Wanneer dan wel?". Goede vraag, waarop nog geen antwoord is gegeven. Zijn we aan gebruiksonderzoek nog niet toe? Anderen, buiten de geodesie maar toch niet direct in een toepassingsveld, zien wel het belang in van methodisch onderzoek van het gebruik van (ruimtelijke) informatie en van informatiesystemen. De vele boeken over mens- machine-interactie die ik de laatste tijd bestudeer, stellen de gebruiker en het gebruik centraal: „Know thy user!". Er is ook een voortreffelijke publikatie over „Human Factors in GIS", waarin het volgende te lezen staat: „In looking at how GIS are used, it has been suggested that a taxo nomy of tasks is necessary. We do not have yet a satis factory classification of tasks for which GIS are used. Wood has given us a classification of ways in which maps are used, and many authors have clarified our understanding of how people use information and information systems, so there is a promise of a useful taxonomy". [5]. Hier wordt dus gepleit voor en geloofd in een onderzoek van de taken van de gebruikers. Dit zou moeten leiden tot een taxonomie van informatie- en kaartgebruik. Daarbij hoort ook de ontwikkeling van een methode, waarmee we de taken van de gebruiker zodanig kunnen analyseren dat we onze produkten en diensten daar zo goed mogelijk op kunnen afstemmen. Dat de gebruiker zelf dit beter zou kunnen dan een specialist met een geoefende blik vind ik, anders dan Molenaar, zeker niet vanzelfsprekend. Als we inderdaad geo-informaticus pretenderen te zijn, doen we èn de gebruikers èn onszelf tekort door de relatie tussen informatievoorziening en informatiegebruik maar in het vage te laten. Die relatie is uiterst complex (zie bijvoorbeeld [6]), maar de ontwikkeling van een diepgaand inzicht erin is onmisbaar voor de voortzetting en uitbouw van het geodetische (en kartografische) vakgebied op een maat schappelijk zinvolle manier. De noodzaak van het onderzoek naar gegevensgebruik komt niet alleen voort uit de afstem ming van onze diensten op de externe gebruiker (de „markt"). Het onder zoek is ook nodig voor het interne ge bruik, bij de uitvoering van metingen als aanvulling op reeds voorhanden zijnde gegevens, en bij analyse-, waar- derings- en ontwerpprocessen in de land- en stadsinrichting, ook in de, op zijn zachtst gezegd, terzijde geschoven planologische geodesie [7]. De prakti sche verschillen tussen het externe en interne gebruik vervagen steeds meer: de computer is alom! Ook in metho- disch-theoretisch opzicht zijn de ver schillen niet zo groot: het gaat steeds om de analyse van taakvervulling door mensen in verschillende omstandig heden. Onderzoek naar de structuur van gegevensgebruik werkt dus naar twee kanten: naar de markt en naar de werkplek van de mensen die het alle maal moeten uitvoeren. Een ideale combinatie van introvertie en extra- vertie, passend bij een grensverleggen de geodesie. Daar zijn we dus nu, meer dan ooit, aan toe. Een schema voor kaartredactie Door mijn ruilverkavelingsachter grond (de school van Witt en Van Lent) heb ik altijd een functionele kijk op informatie- en kaartgebruik gehad. Kaarten en registers zijn geen doel op zich, maar gereedschappen om de rela tie tussen mensen en de grond te be heren en aan te passen. Het schema van fig. 1 is een uitvloeisel van deze kijk. Het is enkele jaren terug gemaakt voor een college Kaartgebruik, eerst met alleen de functies in top, maar later uitgebreid met de handelings situatie van de kaartgebruiker en zijn of haar doeleinden (Molenaar noemt dit de gebruikerscontext). Het schema blijkt echter niet alleen van toepassing op de produktie van statische papieren kaarten of tekeningen, maar ook op het gebruik van grafische interactieve systemen, waarin zowel de inhouden als de uitdrukkingsvormen digitaal zijn vastgelegd en zijn te bewerken. Verder komt de relatie tussen de geo desie en de kartografie, in het NGP herhaaldelijk benadrukt maar in de samenwerking tussen verenigingen en tijdschriften helaas nog steeds op een laag pitje, er goed in tot zijn recht: hoe 154 1996-4 NGT GEODESIA

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1996 | | pagina 20