n o gemiddelde (m) rms (m) Van Willigen 0,041 0,049 Gewone combinatie 0,040 0,050 Nieuwe geoïde 0,001 0,012 Conclusies gemiddelde rms 50 B o Van Willigen Gewone combinatie Nieuwe geoïde -0,01 -0,04 -0,01 -0,01 -0,02 -0,03 0,51 0,52 0,26 0,26 0,22 0,27 1996-5 NGT GEODESIA NEREF94 De langgolvige fout van 7 cm per 100 km die we zien in formule (6), wordt veroorzaakt door de onnauwkeurigheid van het geopotentiaalmodel. Doordat deze fout is verbeterd met behulp van de GPS/waterpasmetingen van NEREF 1994, wordt de formele precisie van de verbeterde geoïde- hoogteverschillen G2 (cm2) 0,32 0,02 d (km) )2 (7) Dit betekent dus dat binnen Nederland de geoïdehoogte- verschillen met een precisie van enkele cm bekend zijn en voor korte afstanden tot zo'n 50 km de precisie beter dan één cm is. Dit volgt ook uit de residuen die overblijven uit de vergelijking van de geoïde en de NEREF 1994- metingen. De rms van de 17 verschillen bedraagt 12 mm. Hierin zitten de ruis van de GPS-metingen, van de water pasmetingen en van de geoïde. Tabel 2 geeft de (rest)ver- schillen tussen de geoïde voor Nederland en de NEREF 1994-metingen voor het oude model, de gewone combina- tie-opiossing met de nieuwe data en de nieuw toegepaste, gecombineerde Meissl/Wong Gore-kernfunctie. Uit de tabel blijkt dat de afbreekfout bij de gewone combinatie berekeningen een grootte heeft van enkele cm. Bij de nieu we oplossing lijkt deze fout geheel te zijn verdwenen. Schietloodafwijkingen Een volgende onafhankelijke controle van de geoïde die iets zegt over de bereikte precisie, wordt gegeven door schiet loodafwijkingen die beschikbaar zijn. Voor 36 punten in Nederland is de noord-zuid component (in (p-richting) beschikbaar en voor 28 punten daarvan ook de oost-west component 1~| (Africhting). De relatie tussen deze groot heden en de geoïde wordt gegeven door 5._»L 8N„ (8) RStp RcostpSA. Hierin zijn (p en A. de ellipsoïdische positiecoördinaten. De precisie van de schietloodafwijkingen wordt geschat op 0,2" voor en 0,3" voor T|. Voor de 36 punten is de schiet loodafwijking uitgerekend uit de geoïde met formule (8) en zijn de verschillen met de metingen bepaald. Dit is voor de nieuwe geoïde, voor de oude geoïde en voor de geoïde uit de gewone combinatie-oplossing gedaan (tabel 3). Hieruit blijkt dat het gebruik van nieuwe zwaartekrachtdata binnen Nederland een rms-verbetering met een factor 2 oplevert! Tevens zien we dat de kernmodificatie-oplossing beter is dan de gewone combinatie-oplossing. De rms van de ver schillen is op het niveau van de precisie van de gemeten schietloodafwijkingen, zodat een beter resultaat niet kan worden verwacht. NAM-hoogtemetingen In het gasonttrekkingsgebied in Groningen zijn in een ge bied van 50 x 70 km2 op 37 punten zowel GPS-metingen als waterpasmetingen gedaan door de NAM. De precisie van de GPS-hoogten wordt geschat op 6 mm, terwijl de precisie van de waterpashoogten enkele mm is. Als de geoï- dehoogten die uit deze metingen worden gevonden met formule (1), worden vergeleken met de geoïdehoogten uit de nieuwe geoïde, dan wordt een gemiddeld verschil van Tabel 2. Verschillen tussen geoïdehoogten uit NEREF 1994 en geoïdemodellen voor Nederland. ongeveer 5 cm gevonden, met een rms van 6 mm. De 5 cm kan worden ver oorzaakt door het gekozen GPS-aan- sluitpunt, maar dit verschil heeft geen effect op hoogteverschillen. De rms van 6 mm is zeer goed te noemen. De verschillen vertonen duidelijk een sys tematisch effect. Als een lokale vlak- correctie wordt berekend en aange bracht (van ruim 1 cm over 80 km, hetgeen overeenkomt met de moge lijke langgolvige geoïdefout, zie [7]), dan blijft een rms-verschil over van slechts 4 mm! Dit is beter dan men zou verwachten op basis van de a prio ri precisiematen. Voor Nederland is een nieuw geoïde- model berekend met cm-precisie. Dit is bereikt door het meten van een nieuw, dicht en precies zwaartekracht netwerk en het ontwikkelen van een zeer precieze berekeningsmethode. Tabel 3. Verschillen tussen gemeten schietlood afwijkingen en schietlood- afwijkingen berekend uit een geoïdemodel. Uit de vergelijking met onafhankelijke geoïde-informatie (tabellen 2 en 3) blijkt dat het verkleinen (weghalen) van de afbreekfout door het gebruik van de Meissl/Wong Gore kern functiemodificatie en het gebruik van de nieuwe Nederlandse zwaartekracht dataset een grote verbetering van de geoïdeberekening tot gevolg heeft. Dit nieuwe geoïdemodel biedt de mo gelijkheid om in kleine gebieden in Nederland met een -precisie beter dan 1 cm NAP-hoogten te bepalen met be hulp van GPS en binnen heel Neder- 196

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1996 | | pagina 10