Veertig jaar ruilverkaveling in Vlaanderen Een democratisch hoogstandje Stropers en boswachters NGT GEODESIA reallocation, interview, profile ruilverkaveling, interview, reportage KEYWORDS TREFWOORDEN Wie ruilverkaveling zegt in Vlaanderen, kan niet om de Vlaamse Landmaatschappij (VLM) heen, Het instituut dat oorspronkelijk de sociale belangen van de landbouw behartigde, en in de loop der jaren is uitgegroeid tot een instelling voor de ontwikkeling van het platteland of, zoals men dat zelf zegt, „zorgt voor de open ruimte in Vlaanderen". Daartoe telt de VLM vier hoofd afdelingen. Buiten de afdeling ruilverkaveling, waar dit verhaal over gaat, is er nog een afdeling landinrichting (daaronder wordt in België heel wat anders verstaan dan in Nederland), een afdeling ondersteunend centrum voor GIS-Vlaanderen en een afdeling mestbank. Het geheel wordt ondersteund door een administratieve afdeling te Brussel en vier provinciale afdelingen te Brugge, Gent, Herentals en Diest, die instaan voor de uitvoering. Via ruilverkavelingsprojecten kan de VLM het landbouwareaal meer ge schikt maken voor een landbouw- economische exploitatie. Landinrich tingsprojecten moeten de ruimtelijke inrichtingsvoorstellen vanuit de ver schillende sectoren op elkaar afstem men. De mestbank zorgt ervoor dat de Vlaamse gronden en het omgevend milieu worden beschermd tegen de verontreiniging door meststoffen. Voor al deze opdrachten is een conti nue en ruimtelijke informatievoorzie ning nodig. Daarom kreeg de VLM ook als opdracht een gronddatabank en een geografisch informatiesysteem te ontwikkelen. Dit behelst in eerste instantie de inventarisatie van alle be staande GIS-gegevens. Wie over de geschiedenis en de ont wikkeling van de ruilverkaveling het meest kan vertellen, is inspecteur- generaal ir. Roland Denys, die vanaf Theo Scheele, redacteur en Dirk Bonneure, landmeter- meetkundige schatter in België en hoofd redacteur van Geo-blad. het begin alles heeft meegemaakt. Zijn zetel is gevestigd in het hoofdkantoor van de VLM aan de Gulden Vlieslaan in Brussel. Om iets te begrijpen van de hedendaagse ruilverkaveling is het nodig terug te gaan naar het prille begin ofwel naar het vorige leven van de heer Denys, zoals hij dat zelf uitdrukt. Dat betekent terug naar de eerste ruilverkavelingswet van 1956 of liever nog daarvóór, naar de tijd van de crisisjaren vóór de Tweede Wereldoorlog. Het was een tijd van armoede en grote werkloosheid. Om de gevolgen van de economische crisis op het platteland op te vangen, werd een speciale dienst opgericht: de Nationale Maatschappij voor de Kleine Landeigendom (NMKL). Deze dienst kreeg als opdracht de sociale woningbouw te bevorderen en de landbouwstructuur te verbeteren, onder andere door het produktief maken van onvoldoende renderende of woeste gronden. Na de oorlog werkte de NMKL mee aan de wederopbouw en het economisch herstel, en op 4 mei 1949 kwam de wet voor de vrijwillige ruilverkaveling tot stand. Geen groot succes volgens Denys; de „armslag" was on toereikend en er kwam dan ook niet veel van terecht. Die periode wordt dan ook niet meegeteld. De geschiedenis van de ruilverkaveling begint eigenlijk pas op 23 juni 1956, toen de eerste echte wet op de „ruilverkaveling uit kracht van de wet" tot stand kwam, met de doelstelling elk jaar 25 000 ha landbouwgrond te verkavelen en grondverbete- ringswerken uit te voeren. Denys vertelt welke moeilijkheden er ontstonden bij de uitvoering van die eerste ruilverkaveling uit kracht van de wet. Allereerst de stemming al. Een ruilverkaveling was pas aangenomen bij een viervoudige meerderheid: het aantal eigenaren, het aantal pachters, de oppervlakte in bezit van de eigenaren en die van de pachters. Van allevier moest meer dan 50% vóór stemmen. Een geluk daarbij was dat wie niet kwam stemmen, geacht werd vóór te zijn en dat gold ook voor de vele overledenen wier namen nog in de kadastrale leggers voorkwamen. Het effect was dat vooral 213

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1996 | | pagina 27