regering geheten. Ook de ruilverkave ling werd een gewestelijke materie. Bij wet van 11 augustus 1978 werden niet alleen enkele wettelijke aanpassingen gerealiseerd, maar ook de doelstellin gen aangepast. Meer aandacht werd gevraagd voor de landschapszorg, het natuurbehoud en de passieve recreatie. Men sprak van een ruilverkaveling met verbrede doelstelling, waarbij een veel grotere aandacht voor natuur en mi lieu werd gevraagd. Dat was wel even slikken voor de landbouw, want het was gedaan met de mooie vierkante kavels en kaarsrechte sloten en het drastisch rooien van bomenrijen of opschietend struikgewas. In de tachtiger jaren vonden de aange paste doelstellingen hun weg, maar het zoeken naar verbeteringen ging door. Er was even tijd voor nodig om dit te realiseren, want de regels golden alleen voor nieuwe ruilverkavelingen. Ook de procedure voor het onderzoek naar het nut werd aangepast. Wederom werd naar Nederland gekeken, waar voor dat doel de zogenaamde HELP- methode was ontwikkeld (Herziene Evaluatie Landinrichtings Projecten), een methode om cijfermatig zichtbaar te maken welke effecten een ruilverka veling zal hebben op de verschillende onderdelen daarvan. Verbetering van landbouw kan verslechtering van het landschap inhouden en de HELP- methode weet dit in cijfers uit te druk ken. Door verschillende plan-alterna tieven te bedenken en te berekenen, kan een zodanige keuze worden ge maakt dat door de totale ingreep van een ruilverkaveling alle sectoren voor deel behalen. Deze methode werd eva luerend ontwerpen genoemd. Ze is als proef toegepast in de ruilverkaveling Vispaaiplaats. Poppel en is vervolgens in een tiental ruilverkavelingen na gevolgd, met instemming en medewerking van de agrariërs overigens. Denys: Zeg niet dat de boer geen oog heeft voor de natuur ofhet milieu. Hij is juist de man die het meest met de natuur te maken heeft en erbij is betrokken. Om aan alle gepraat een eind te maken, bepaalde de minister in een beleidsbrief (april 1990) dat de „verbrede doelstellingen" vanaf dat moment in alle projecten moesten worden door gevoerd. Voor de landbouw, niet de landbouwer Vroeger werd in de onderzoeksfase een totaalplan gemaakt met drie planvarianten, elk met prijskaartje. Er volgden een openbaar onderzoek en een milieu-effectrapport, en vervol gens maakte de minister een keuze uit die plans. Maar je kunt planvarianten maken volgens de oude stijl of één die „ook op niks trekt"; met het evaluerend ontwerpen wordt rekening gehouden met alle natuur- en milieu-effecten, aldus Denys. Er wordt nu niet meer verkaveld voor de in dividuele landbouwer, maar voor de structuur van de landbouw in zijn geheel. Pas als uit breed overleg met vele instanties en belanghebbenden blijkt dat het ruilverkave lingsplan maatschappelijk wordt gedragen, wordt het voorgelegd aan de minister. Die bepaalt of het plan nuttig is of niet. Zo ja, dan gaat de ruilverkaveling van start. Gevierendeeld Ook de organisatie van de NLM veranderde. Denys; In 1988 werden we gevierendeeld. De NLM werd geregionali seerd en opgesplitst in de Waalse Dienst voor Landontwikke- ling Office Wallon du Développement Rural) en de Vlaamse Landmaatschappij (VLM). Ook de taken vielen uiteen in een huisvestingstaak en een ruilverkavelingstaak. In 1988 ging de VLM van start met bijna 300 personeelsleden, maar gezien de nieuwe werkmethoden en de doelstelling was uitbrei- HISTORISCH OVERZICHT Nationale Maatschappij voor de Kleine Landeigendom NMKL Taken; - bevorderen sociale woningbouw - verbeteren landbouwstructuren door bodemverbeteringsbeleid Nationale Landmaatschappij Taken: - ruilverkaveling (eerste wet in 1956) - sociale huisvesting NLM Vlaamse Landmaatschappij VLM Taken: - landinrichting - ruilverkaveling - gronddatabank GIS VLM - mestbank (1991) - ondersteunend centrum GIS-Vlaanderen (1995) 215 NGT GEODES1A 1996-5

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1996 | | pagina 29