was analoog kaartmateriaal voorhan
den (GBKN's, wegenbeheerkaarten en
dergelijke), dat ten behoeve van het
project gedigitaliseerd is. De ontbre
kende topografie is terrestrisch inge
meten en in AutoCAD verwerkt.
Met het MER-tracé als uitgangspunt
hebben het projectbureau, het project
managementteam, het landmeetkun
dig bureau en de ontwerper op basis
van de luchtfoto's en veldverken-
ningen het knikpuntentracé bepaald
(fig. 3). Hierbij loopt het tracé ter
plaatse van bochten via het snij-
(of knikjpunt van de tangenten; im
mers, de te maken bocht moet nog
constructief worden ontworpen en is
in deze fase niet bekend. Het tracé
werd op foto-afdrukken ingetekend en
vervolgens door de landmeter in het
veld gemarkeerd. Deellijnen, knik-
punten, maaiveldhoogten, slootbo
dems en te kruisen obstakels werden
digitaal ingemeten en vastgelegd.
Daarmee werd een volledig lengtepro
fiel over het tracé vastgelegd.
Van groot belang was ook een goed
bestand van de te kruisen kabels en lei
dingen. Hierover is uitgebreid over
legd met nutsbedrijven en andere be
heerders. De liggingsgegevens werden
op tekening aangeleverd en vervolgens
zijn de kabels en leidingen aangegra-
ven en ingemeten. De landmeetkundi
ge gegevens werden opgenomen in het
lengteprofiel en aangegeven met een
codenummer. De ligging van kabels
en leidingen werd toegevoegd aan de
topografie. De kabels en leidingen
waarmee rekening moest worden ge
houden bij het ontwerp van de
2e BAL, werden opgenomen in de ge
koppelde database.
Routekaart
Het tracé werd opgedeeld in 58 delen,
de zogeheten routekaart-indeling. El
ke routekaart wordt begrensd door
deellijnen. Het tracégedeelte per rou
tekaart heeft een maximale lengte van
1,5 km, de gehanteerde schaal is
1 2000. Op basis van topografie en
profielgegevens wordt de landmeet
kundige routekaart gemaakt, die als
doel heeft het zichtbaar maken van
de verzamelde informatie (fig. 4a).
Tevens doet hij dienst als kaart waar-
Fig. 3.
Overleg over het
tracé.
aan het constructieve ontwerp (digitaal) kan worden toe
gevoegd. De routekaarten worden vervaardigd met behulp
van de landmeetkundige module van GIS. De module ver
werkt de x-, y- en z-meetgegevens en maakt vervolgens,
vrijwel volautomatisch, de gehele routekaart aan. Door
deze geautomatiseerde verwerking was het tevens mogelijk
om bij tracéwijzigingen snel een aangepaste routekaart digi
taal aan te leveren aan de ontwerper. Deze iteraties kwamen
tijdens het project veelvuldig voor. Nadat het definitieve
constructieve ontwerp was goedgekeurd, ging de landmeet
kundige routekaart door als bestekstekening en uitvoe
ringstekening.
Naast de routekaarten waren op een aantal plaatsen groot
schaliger detailtekeningen noodzakelijk. Die werden dooi
de ontwerper in AutoCAD vervaardigd, met als onder
grond verschaalde fragmenten van de landmeetkundige
routekaart. Daarmee werd de uniformiteit van de onder
gronden gewaarborgd. Op de routekaarten werden de
detailverwijzingen vermeld.
Kadastrale informatie en routekaarten
Naast de topografische situatie was ook de kadastrale
situatie op en nabij het tracé van wezenlijk belang. Voor
een project als dit gaat het om twee gebiedsstroken:
werkstrook: dit is het stuk land dat tijdens de uitvoering
nodig is om de aanleg van de leiding mogelijk te maken,
zoals ruimte voor transport, opslag van buizen en plaats
voor uitgegraven grond (fig. 5). De strook is tussen de
35 en 50 m breed, afhankelijk van de perceelsgrenzen in
de directe nabijheid van het tracé. De landgebruikers
krijgen een vergoeding voor de veroorzaakte schade in de
werkstrook, zoals gewasschade en oogstderving;
zakelijk rechtstrook: dit is het stuk land waarop na aanleg
een zakelijk recht wordt gevestigd ten behoeve van DZH
voor het hebben van een leiding aldaar. Deze strook is
18 m breed, 9 m aan weerszijden van de leiding. Grond
eigenaren krijgen een vergoeding voor het verlenen van
dit zakelijk recht.
257
NGT GEODESIA
1996-6