:v? V Fig. 1. GPS-referentie- punt op het terrein van een rioolwater zuivering. De coördinaten van de kernnetpunten worden op de gebruikelijke wijze ge publiceerd door middel van coördina- tenlijsten en overzichtskaarten. Dat het een punt van het GPS-kernnet be treft, is op de overzichtskaart te zien door een rechthoekje rond het punt- nummer en in de coördinaten-lijst door de vermelding van de hoogte boven NAP. staat een goede ontvangst van de GPS-signalen in de weg. Dit betekende dat bij elke aansluiting aan een RD-punt een speciaal excentrisch GPS-punt moest worden bepaald. De bepaling van dit punt door middel van een excentrische meting was complex en tijdrovend en deed daardoor een groot deel van het snelheidsvoordeel van het meten met GPS weer teniet. Hierdoor ontstond in eerste instantie het idee om deze excentrische punten van een blijvende ver zekering te voorzien. Een groot voordeel van GPS, naast de snelheid en weers- onafhankelijkheid, is de grote afstand die kan worden over brugd. De verdichting met GPS-aansluitpunten kan dus veel ijler zijn dan de huidige verdichting voor RD-punten van 2,5 km. In 1991 werd begonnen met het maken van het GPS-kernnet, een stelsel van punten, speciaal geschikt voor het opstellen van GPS-apparatuur met onderlinge afstanden van 10 a 15 km. Deze punten worden in eerste instantie lokaal aan de omliggende RD-punten vastge- meten. Zo vormen ze een normale verdichting van het bestaande RD-net. Omdat GPS een techniek is, waarbij punten in drie dimensies dus inclusief de hoogte - worden bepaald, wordt ook de hoogte van de kernnet- punten gemeten door waterpassing. Metingen voor het GPS-kernnet Zoals al is vermeld, worden GPS-kernnetpunten in eerste instantie lokaal vastgemeten aan de omliggende RD- punten. Verbinding met drie of vier omliggende punten zorgt daarbij voor een voldoende stevige verankering in het RD-net. In voorkomende gevallen kan het gebeuren dat een RD-punt (vaak in de vorm van een RD-steen) al geschikt is als GPS-punt. In deze gevallen wordt het punt „gepromoveerd" tot GPS-kernnetpunt. Verbindingen naar omliggende RD-punten worden, uiter aard, gemeten met GPS. De GPS-basislijnen zijn in het algemeen niet langer dan enkele kilometers en kunnen eenvoudig met de snelle statische meetmethode (meettijd ongeveer tien minuten) worden uitgevoerd. De hoogten van de kernnetpunten worden bepaald door waterpassing naar nabijgelegen NAP-peilmerken (fig. 2). Tevens worden de hoogten van twee of drie aansluitpunten bepaald. Zo ontstaat een goed gecontroleerd stervormig netwerk (fig. 3). Fig. 2. Waterpassing van een GPS- kernnetpunt. Het eigenlijke GPS-kernnet ontstaat door het verbinden van de GPS-kern netpunten onderling door nauwkeu rige GPS-metingen. Het net dat zo ontstaat, bestaat geheel uit GPS-basis lijnen. Deze basislijnen worden met grote zorg gemeten: de meettijd is minimaal één uur en er wordt uitslui tend met twee-frequentie ontvangers gemeten. Dit resulteert in basislijnen met een nauwkeurigheid van beter dan één centimeter. Deze meetopzet geeft een ongekend nauwkeurig resul taat. Proefberekeningen wijzen op een puntnauwkeurigheid van ongeveer 2 cm over geheel Nederland [4]. Mis schien dat deze nauwkeurigheid nu erg overdreven lijkt, maar we moeten niet vergeten dat deze inspanningen bedoeld zijn voor de lange termijn. Toen men in 1885 begon met het Nederlandse driehoeksnet, was de toenmalige nauwkeurigheid van deci meters ook niet direct van praktisch nut. Maar achteraf kunnen we blij zijn met die nauwkeurigheid, die het ons in Nederland gedurende ruim een eeuw mogelijk heeft gemaakt om pro bleemloos aan RD-punten aan te sluiten. 312 1996-7/8 NGT GEODESIA a-.mv - vV s. «V "vvf. J- J? Mi. :'"~c

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1996 | | pagina 22