XYX
V^^WJx2\
De betrouwbaarheid van de coördina
ten van een puntenveld wordt voorna
melijk bepaald door de ontstaanswijze
en de bijhouding van een puntenveld.
Voor de verschillende meet- en ver
werkingsprocessen worden hiervoor in
de HTW richtlijnen gegeven. Indien
men overeenkomstig deze richtlijnen
werkt, is de betrouwbaarheid gewaar
borgd en kan worden volstaan met de
precisie voor de beschrijving van de
geometrische kwaliteit van een pun
tenveld. De expliciete beschrijving van
de betrouwbaarheid van punten en
puntenvelden blijft in het model daar
om achterwege.
Bij de precisiebeschrijving wordt on
derscheid gemaakt tussen de relatieve
Fig. 1.
De vereiste
relatieve precisie
in de kadastrale
kaart.
precisie van coördinaten ten gevolge van hun ontstaans
wijze (de puntprecisie) en de idealisatie. De puntprecisie
beschrijft de relatieve precisie van coördinaten van punten
als resultaat van het totale meet- en verwerkingsproces. Dit
proces omvat de meting, de vereffening, de aansluiting aan
gegeven punten en een eventuele gegevensconversie. De
idealisatieprecisie is de precisie waarmee in het terrein een
punt kan worden aangewezen. De idealisatieprecisie is on
afhankelijk van het gevolgde meet- en verwerkingsproces
en is een kenmerk per punt. De relatieve precisie van pun
ten is zowel een functie van de puntprecisie als van de
idealisatieprecisie.
Per produkt is in de HTW de kwaliteit gespecificeerd in
termen van de relatieve precisie zoals die volgt uit de punt
precisie. De idealisatieprecisie kan per punt worden opge
slagen of, wat in de praktijk veelal zal gebeuren, worden
ontleend aan de objectcodering van het object waartoe het
punt behoort. De relatieve precisie kan per produkt sterk
verschillen, ook als het dezelfde punten betreft. Een goed
voorbeeld is de situatie waarbij in een bijhoudingsmeting
een nieuwe kadastrale situatie wordt ingemeten. De nieuwe
situatie wordt vastgelegd in een veldwerk en wordt weer
gegeven op de kadastrale kaart. Voor de kadastrale kaart in
bebouwd gebied geldt bijvoorbeeld dat de relatieve precisie
tussen twee punten ten gevolge van de puntprecisie beter is
dan of gelijk aan V2 x 20 cm. Dit komt overeen met de
grafische precisie zoals die steeds is gespecificeerd voor de
GBKN. Dit geldt zowel voor de bestaande kaart als voor
nieuwe elementen in de kadastrale kaart (fig. 1).
Voor de kwaliteitsbeschrijving is het van belang dat reeds
jarenlang onderscheid wordt gemaakt tussen de digitale ka
dastrale kaart en het reconstructiebestand. Dat betekent
dat de puntprecisie van de coördinaten van een reconstruc
tiebestand veel beter is dan die van de digitale kaart. Voor
de onvervormde coördinaten van het reconstructiebestand
is een relatieve precisie van V2 x 2 cm reëel (fig. 2). De eisen
die aan het reconstructiebestand worden gesteld, zijn zo
danig, dat bij de bijhouding vanzelf wordt voldaan aan de
vereiste kwaliteit van de kadastrale kaart.
Bij punten van de harde topografie (en grenzen of leidingen
die daaraan zijn gerelateerd) wordt de relatieve precisie
tussen punten voornamelijk bepaald door de puntprecisie.
Voor de overige punten wordt de relatieve precisie in sterke
mate bepaald door de idealisatieprecisie. Dit wordt geïllus
treerd met het volgende voorbeeld. Beschouw de relatieve
precisie tussen twee hoekpunten van huizen in een GBKN
in bebouwd gebied. Als de GBKN fotogrammetrisch is
vervaardigd, is de lengte van de halve lange as van de rela
tieve standaardellips ten gevolge van de puntprecisie
(meting, vereffening en aansluiting) v2 x 20 28,3 cm. De
standaardafwijking van de idealisatie van de hoek van een
huis is 2 cm. De totale lengte van de halve lange as van de
relatieve standaardellips is dan V2 x 202 2 x 22 28,4 cm.
De invloed van de idealisatieprecisie is in dit geval verwaar
loosbaar. Voor de relatieve precisie tussen twee slootkanten
is de idealisatieprecisie niet meer verwaarloosbaar. De
standaardafwijking voor de idealisatie is in dat geval 20 cm,
297
NGT GEODESIA
1996-7/8
3947
3563
Fig. 2.
De vereiste
relatieve precisie
in het
reconstructie
bestand.