W-toets
Indien de w-toets het grootste quotiënt te zien geeft, is de
meest aannemelijke oorzaak dat er iets mis is met de voor
die epoche bepaalde hoogte. Het is niet waarschijnlijk dat
de oorzaak hiervan kan worden gevonden (die oorzaak zou
immers in de vorige stappen zijn gevonden). De enige re
medie is het verwijderen van de hoogte (waarneming).
Verhoging van de graad van de polynoom met 1
Indien deze toets het grootste quotiënt te zien geeft, is de
conclusie dat de zakking niet goed met het gekozen poly-
noomntodel kan worden beschreven. Uitbreiding van de
polynoom met een extra graad zal een model opleveren, dat
beter bij de waarnemingen past.
Verhoging van de graad van de polynoom met 2
Ook in dit geval geldt dat de gekozen polynoom niet goed
in staat is de situatie te beschrijven. Indien deze toets het
grootste quotiënt te zien geeft, zijn er echter twee extra gra
den nodig om te komen tot een polynoom die de situatie
goed beschrijft.
Fig. 8.
Mogelijke typen
van deformatie bij
bodemdaling.
Uitbreiding van de polynoom met een breukpunt
Indien deze mogelijkheid als meest waarschijnlijke naar
voren komt, is het kennelijk niet goed mogelijk de situatie
te beschrijven met één enkele polynoom. Het model wordt
gesplitst in twee polynomen, één polynoom voor en één
polynoom na het breukpunt. Deze situatie kan bijvoor
beeld optreden wanneer het punt pas vanaf een bepaald
moment onder invloed van de beweging is gekomen.
Globale toets
Indien het grootste quotiënt de globale toets betreft, is dit
een indicatie voor de juistheid van het functiemodel. Het
mathematisch model wordt sluitend gemaakt door een
aanpassing aan het kansmodel.
Bij deze aanpak wordt gepoogd een beschrijving te geven
van het gedrag van een bepaald gebied. Als model is een po-
352
lynoorn gekozen, waarbij de zakking
van een punt wordt beschreven als
functie van de tijd en de positie van
het betreffende punt (x-, y-coördi-
naat). Omdat hierbij het gedrag van
meerdere punten in één model wordt
geanalyseerd, is het mogelijk punten
op te sporen, die een gedrag vertonen
dat significant afwijkt van het gedrag
van naburige punten. De procedure
om te komen tot een goede beschrij
ving, is volledig vergelijkbaar met de
bepaling van een model voor een enkel
punt. Er wordt uitgegaan van een be
paald model, waarna door iteratieve
hypothesetoetsing en overeenkomstige
aanpassingen aan het model tot een
optimale beschrijving van de situatie
wordt gekomen. Uitgevoerde toetsen
zijn:
W-toets
Dit komt neer op het feit dat één
hoogte in één epocheniet bij het mo
del past. De meest aannemelijke oor
zaak hiervoor is dat er ergens iets mis
is met de voor die epoche bepaalde
hoogte. Ook hier is het niet waar
schijnlijk dat de oorzaak kan worden
gevonden (die oorzaak zou in de vori
ge stappen zijn gevonden). De enige
remedie is het verwijderen van de
hoogte (waarneming).
Eén punt vertoont afwijkend gedrag
Het gedrag van het punt dient te
worden geanalyseerd. Indien de afwij
kingen een systematisch karakter ver
tonen, dienen alle waarnemingen (be
rekende hoogten) voor dit punt uit het
model te worden verwijderd. Indien
de afwijkingen een stochastisch ka
rakter hebben, kan het gewicht dat
het punt in de totale berekening krijgt,
worden verminderd door een aan
passing aan het kansmodel. Het kan
interessant zijn een verklaring voor
dit afwijkende gedrag te vinden, maar
dit valt buiten het bestek van dit arti
kel.
Eén epoche vertoont afwijkend gedrag
Dit duidt op problemen met die epo
che. Indien mogelijk dient extra kri
tisch naar de epoche te worden geke
ken. Het is echter niet waarschijnlijk
dat het probleem kan worden gelo
kaliseerd. Wanneer het niet lukt het
probleem te lokaliseren, is de enige re
medie het verwijderen van alle in de
1996-9
NGT GEODF.SIA
Geen zakking
*0
=i=0
*0L
88 90 92 94 96
Tijd (jaren)
Vertraagde zakking
90 92 94 96
Tijd Garen)
Breukpunt
88 90 92 94 96
Tijd Qaren)
=r=0
Lineaire zakking
88 90 92 94 96
Tijd Garen)
Derdegraads polynoom
90 92 94 96
Tijd Garen)
Deformatie van gebieden