Waar deden we het ook
alweer voor
a plaatsen vlak centroiden
Stand van zaken in Nijmegen
Knelpunten
NGT GEODESIA
1996-9
het beschrijven van de kwaliteit van de
informatie! Dit houdt dus in dat we
als een geodeet met zelfrespect niet
alleen de geometrie in het computer
model opslaan, maar ook kwaliteits-
gegevens zoals P.I.B., bron en laatste
mutatiedatum. Als een klant de
schaallat wil hanteren op het beeld
scherm of op de kaart als weergave van
het computermodel, dan branden we
toch van verlangen om hem te vertel
len binnen welke marge de waarheid
ligt? In het analoge tijdperk is dit een
hele toer. Digitaal is dit veel gemakke
lijker per lijnstuk van knooppunt tot
knooppunt te doen.
We zijn nog steeds op weg naar de
volgende fase in het digitale tijdperk.
Laten we het maar „geo-informatie
bedrijven" noemen. Ons inziens ko
men we nu voor een heel belangrijke
beslissing te staan. Stoppen we geen
energie in een, ik noem het maar,
topografisch - kwaliteits- informatiesys
teem of doen we dat wel als we ons in
GIS storten. U twijfelde natuurlijk
niet, maar ik had dat wel (en nog wei
eens af en toe). Bijvoorbeeld: zijn alle
„toeters en bellen" zoals classificatie,
topologische structuur en kwaliteits
kenmerken wel nodig in een GIS-
omgeving? Is de mate van detaillering
niet veel minder in een GIS-omgeving
dan in ons objectenmodel op 1 500
niveau? Enzovoort, enzovoort
Onze overwegingen om toch „de
landmeter" uit te hangen, komen hier
op neer: kwaliteitsuitspraken over de
waarde van de geometrische informa
tie zullen altijd van ons worden ge
vraagd. In het model van de werkelijk-
r Paiameleis
View 1
Cell BOL
Gebied 25.000
tegel verharding
vlak codes
Volgende
SL
SL-
SV
SV-
TR
TR-
TV j
TV-
Fig. 2.
Voorbeeld van
de kaartrand
die automatisch
wordt geplaatst.
Fig 3.
Menu met vlak-
classificatiecodes
en omschrijving
heid, door de topografische bril gezien, zit een aantal ob-
jectgroepen die ook in een GIS-omgeving direct bruikbaar
zijn. Denk aan Gebouwen, Groen, Verhardingen/Wegen,
Bomen e.d. In- de volle breedte objecten aanpakken is toch
niet mogelijk, dus zullen we ons eerst maar op deze concen
treren!? Muteren van de geometrie (en het consistent hou
den) van objecten is mijns inziens vooralsnog beter te doen
met mijn landmeetkundige software-hulpmiddelen dan in
een GIS-omgeving. Ik ben Ko van Raamsdonk nog steeds
dankbaar voor zijn uitspraak „dat wat je onder de glasplaat
kunt doen, hoef je niet erboven te doen". Het kan zijn dat
ik zijn woorden een beetje in mijn voordeel heb verdraaid,
waarvoor mijn excuses.
Nijmegen heeft haar model van de werkelijkheid al enige
jaren keurig topologisch gestructureerd, gebaseerd op de
BOCO-classificatie meervoudig links/rechts gecodeerd,
met kwaliteitskenmerken per lijnstuk alfanumeriek in de
computer opgeslagen. Allerlei selecties zijn mogelijk, in ons
landmeetkundig hart schijnt de zon en we kunnen ons gaan
werpen op een identificator per object, koppelingen met
administratieve databases tot stand brengen en dus gaan
GISsen. Helaas schuift er nu een wolkje voor de zon.
Hier kan ik heel kort over zijn. Mutaties verwerken, reke
ning houdend met de juiste classificatiecodes, bleek zeer
moeizaam. Als extraatje kwam hier nog bij dat ons enige
jaren geleden opgebouwde bestand niet foutloos was.
Achter een beeldscherm alles controleren en herstellen zon
der software-hulpmiddel bleek niet te doen. Ik zeg hiermee
niets kwaads over de bedrijven die in onze opdracht des
tijds de bestanden hebben opgebouwd. Ook zij hadden
blijkbaar moeite met de klus en wij waren niet in staat alle
data te controleren.
357