zo in, dat de hoofdaannemer verantwoordelijkheid draagt voor het totale eindprodukt, dus ook voor de (deel)produk- ten van onderaannemers. Voor deze vorm van resultaat verantwoordelijkheid wordt wel een risicomarge bij de gemeente in rekening gebracht. Dit kan het best worden gezien als de premie die moet worden betaald om van het integratieprobleem te zijn verlost. Bestaat er twijfel aan de werking van een geïntegreerde op lossing, dan kan het best met de hoofdaannemer worden overeengekomen dat deze vooraf aantoont dat zijn pakket zonder probleem kan werken met pakketten of hardware van een andere leverancier. Is de leverancier niet in staat dit direct aan te tonen, dan wel de integratie voor eigen reke ning werkend te krijgen, dan wordt het produkt niet afge nomen. Het is nodig deze afspraak schriftelijk vast te leggen en vooraf overeenstemming te bereiken over de acceptatie criteria. Indien een dergelijke praktijkdemonstratie van de leverancier veel inspanning vraagt, is het redelijk hiervoor een vaste vergoeding af te spreken. In dit stadium kan de gemeente zich beperken tot het formuleren van de samen werkingsovereenkomst en het specificeren van de accepta tiecriteria (vaak zijn dit functionaliteits- en response-eisen). Opgemerkt moet worden dat de inhoudelijke kennis van Vastgoedautomatisering leidt tot een verbetering van de informatievoorziening die zowel voor de burger als de ambtelijke organisatie nuttig en noodzakelijk is. De noodzaak is daarin gelegen dat de gemeente grote finan ciële risico's loopt bij onvolledige en onjuiste informa tieverstrekking. Voor gemeenten is het niet eenvoudig te voorzien in de behoefte van de vastgoedinformatie. Daarnaast blijken veel applicaties nog in ontwikkeling of zelfs nog niet gebouwd, en stellen beschikbare appli caties hoge eisen aan computers en infrastructuur. Om ontwikkelingen mogelijk te maken, worden meerjaren plannen opgesteld. Voor de automatiseringsafdeling is het beheer van de vastgoedinformatiesystemen een aparte taak. Dit komt mede doordat CAD/GIS-systemen een andere structuur kennen dan systemen voor kantoorautomatisering. De gemeente Rheden heeft gekozen voor een tijdelijke op lossing. Deze houdt in dat de komende tijd, waarin nog forse ontwikkelingen worden verwacht, het beheer van het vastgoedinformatiesysteem wordt uitgevoerd door het bureau Vastgoed en Landmeten. De gemeente Rheden heeft besloten een traject in te zetten, met als doel van stadium 1 naar stadium 2 te komen. De stap naar stadium 3 werd op dat moment onhaalbaar geacht. Het werken zoals beschreven in sta dium 2 heeft onder begeleiding van KPMG geleid tot een testsituatie waarin een leverancier de leiding heeft genomen en de werking van het geïntegreerde vastgoed systeem heeft aangetoond. Uiteindelijk heeft Rheden via deze aanpak een nieuwe fase in de vastgoedinformatie voorziening kunnen bereiken. de pakketten voor de betrokkenen binnen de gemeenten overbodig is ge worden. Er wordt slechts beoordeeld of het eindresultaat voldoet aan de gestelde verwachtingen. In de praktijk blijkt dat vanuit bestaande contract relaties niet gemakkelijk kan worden overgegaan naar dit stadium, omdat leveranciers terughoudend zijn in het gaan dragen van risico's. De gemeente is vaak nog sterk afhankelijk, zodat er ook geen stimulans is voor de leveran cier om hieraan mee te werken. In de onderhandelingen dient de gemeente duidelijk aan te geven wat de belangen en de doelstellingen zijn. Externe (ju ridische) ondersteuning kan nuttig zijn om de discussie in goede banen te leiden. In stadia 1 en 3 is de gemeente uiter aard ook formeel opdrachtgever, maar het karakteristieke in de rol van de ge meente ligt daar op een ander aspect. In dit stadium wordt de gemeente in de opdrachtgeversrol geschetst, omdat zij niet meer zelf de problemen hoeft op te lossen, maar ook niet veel meer kan dan opdrachten geven aan (vaak 366 1996-9 NGT GEODESIA Vastgoedinformatievoorziening in breder perspectief

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1996 | | pagina 24