A
nuttig zouden worden gebruikt door gebruikers. Deze ge
bruikers stonden organisatorisch dichtbij het GIS-project-
team en waren in principe reeds overtuigd van de toe
gevoegde waarde van GIS. Daardoor kon in de beginfase
ervaring worden opgedaan (en fouten gemaakt!) zonder
potentiële (kritische) eindgebruikers elders in de organisa
tie bovenmatig te frustreren. Deze benadering is uiteinde
lijk redelijk succesvol gebleken. De nadelen van deze sterk
toepassings- en resultaatgerichte aanpak zijn ook duidelijk:
hoewel er wel degelijk een basisontwerp was voor wat be
treft de architectuur van de applicaties en de gegevens,
bleek het noodzakelijk om na de eerste versie een signifi
cante revisie door te voeren. Wellicht dat dit voorkomen
had kunnen worden door een meer uitgebreide voorstudie,
maar misschien ook niet.
Basisarchitectuur
Hoewel GIS bij de NAM voor zeer uiteenlopende toe
passingen wordt gebruikt, is het mogelijk om basisfunctio
naliteit te onderscheiden van specifieke toepassingen. Deze
basisfunctionaliteit wordt ondergebracht in de zogenaamde
schil. Daarnaast is er toepassingsspecifieke functionaliteit,
waarin wordt voorzien door een reeks modules die in
samenhang met de schil functioneren. Voor wat betreft de
geografische gegevens is de organisatie als volgt. Een ge
bruiker krijgt toegang tot één of meer zogenaamde „Data
Groepen". Zo'n groep is een verzameling geografische ge
gevens die voor een bepaald toepassingsgebied relevant is.
Een geoloog zal immers, behoudens generieke referentie-
gegevens, in een heel andere gegevensverzameling geïnte
resseerd zijn dan een „pipeline engineer". Elke Data Groep
is voorts gekoppeld aan één of meer relevante modules. Op
deze wijze wordt, binnen een bepaald toepassingsgebied,
het overzicht behouden over zowel de gegevens als de func
tionaliteit en wordt voorkomen dat een gebruiker „door de
bomen het bos niet meer ziet". Tevens biedt dit mechanis-
Fig. 1.
Een voorbeeld
van grootschalige
bestanden: GBKN,
kadastrale percelen,
boorlocaties en
pijpleidingen.
Veel objecten zijn
gecodeerd en
identificeerbaar.
Van een pijp
leiding worden de
attribuutgegevens
getoond.
m
tueel met andere namen of indelingen,
worden aangesproken. Een layer kan
door de gebruiker eenvoudig „aan" en
„uit" worden gezet; dat kan ook met
volledige (sub)thema's.
De schil bevat de icoon en/of menu-
gestuurde basisfunctionaliteit die alle
gebruikers nodig hebben en omvat in
grote lijnen:
view- en beeldnavigatiecomman-
do's;
basis-opvraagcommando's;
layer-beheer, combineren met ras-
terbestanden;
plotten;
„Gridding" (diverse methoden voor
trapsgewijze inkleuring van gridcel-
len op basis van z-waarde);
ruimtelijke selectie mechanismen,
„overlays";
import en export.
De gegevens zijn zo georganiseerd dat
me mogelijkheden om toegang tot
vertrouwelijke gegevens af te scher
men. Binnen een Data Groep zijn de
geografische gegevens hiërarchisch ge
rangschikt volgens thema's, subthe
ma's en lagen of „layers". De fysieke
bestanden zitten daar als het ware nog
een niveau onder en onttrekken zich
over het algemeen aan het zicht van de
gebruiker. De (sub)thema's en layers
hebben duidelijke, zinvolle omschrij
vingen en gebruikers worden niet ge
confronteerd met cryptische bestands
namen. Dezelfde bestanden kunnen
door meerdere Data Groepen, even
tueel met andere namen of indelingen,
worden aangesproken. Een layer kan
door de gebruiker eenvoudig „aan" en
„uit" worden gezet; dat kan ook met
volledige (sub)thema's.
De schil bevat de icoon en/of menu-
gestuurde basisfunctionaliteit die alle
gebruikers nodig hebben en omvat in
grote lijnen:
view- en beeldnavigatiecomman-
do's;
basis-opvraagcommando's;
layer-beheer, combineren met ras-
terbestanden;
plotten;
„Gridding" (diverse methoden voor
trapsgewijze inkleuring van gridcel-
len op basis van z-waarde);
ruimtelijke selectie mechanismen,
„overlays";
import en export.
De gegevens zijn zo georganiseerd dat
de (basis)schilfuncties algemeen toe
pasbaar zijn. Men kan een willekeurig
object aanklikken om de omschrijving
ervan op te vragen (fig. 1). Gridfunc-
ties werken bijvoorbeeld op zowel de
bathymetrie van de Waddenzee als op
de bodemdalingsgegevens. Bij uitvoe
ring van overlay-functies is het moge
lijk om twee of meer willekeurige la
gen „over elkaar heen te leggen". Het
resultaat van alle selecties en bevragin
gen kan worden opgeslagen in een zo
genaamde „gebruikerslaag", die weer
op dezelfde wijze kan worden aange
sproken als een standaardlaag binnen
de Data Groep. Ook het resultaat van
importfuncties komt in het algemeen
in een door de gebruiker te definiëren
gebruikerslaag terecht. Hiermee is de
basisarchitectuur in grote lijnen weer-
524
1996-12
NGT GEODESIA
HAMaGIS 32.
Kadastraal percee
gasleiding (NAM)
ES
Object is in 6.PIPELINE/CABLE-DATA Pipelines Pipelines-NA
ld 16 kept for line selection.
CODE
L02
QNSCHRIJ
gasleiding (NAM)
NAAM
130901
OBJECT
L
MEDIUM
CAS LD
TYPE
TRANSPORT
TEXNUM
SS9063
VAN
(KI
NAAR
BU
RÖV-EVI
OBU
Idle. Awaiting next
Outputfile: