Vergelijking onderwijs en beroepspraktijk in West-Europa Standaardvraagstuk van de eerste orde Vorig jaar verscheen de derde editie van het rapport The education and practice of the geodetic surveyor in Western Europe". In dit rapport be schrijft professor A. L. Allan, ver bonden aan het University College te Londen, de structuur en de inhoud van het geodetisch onderwijs en de geodetische beroepspraktijk in zeven tien West-Europese landen. Daarmee wordt inzichtelijk wat voor overeen komsten en verschillen tussen de di verse landen bestaan. In het Verdrag van Rome (1972) besloten de toenmalige negen EG- staten onder andere dat elke burger van de Gemeenschap in principe in elk EG-land moet kunnen wonen en er zijn beroep moet kunnen uitoefe nen. Voor veel beroepsgroepen, met name die met een specialistisch karak ter en/of waarvoor nationale kwalifica ties gelden, kon dat besluit natuurlijk niet zomaar worden doorgevoerd. Sommige beroepen worden in het ene land beschermd, in een ander land kan iedereen datzelfde beroep vrij uitoefe nen. Voor andere beroepen geldt dat ze weliswaar in meerdere landen voor komen, maar dat de opleidingseisen en de uitgeoefende werkzaamheden van land tot land verschillen. Vanuit de FIG (de Fédération International des Géomètres) is daarom voor de geo detische beroepsgroep het Comité de Liaison des Géomètres-Experts Eu- ropéens (CLGE, vrij vertaald: Comité tot verbinding van Europese landme ter-deskundigen) ingesteld. Het Co mité kreeg de opdracht om de conse quenties van deze onderdelen van het Verdrag van Rome te onderzoeken, alsook de mogelijke harmonisatie van beroepskwalificaties en het wegnemen van belemmeringen die het vrije ver keer van beroepsbeoefenaren in de EG in de weg stonden en staan. Definitieprobleem Deze opdracht is voor de geodesie be- Ad van der Meer, redacteur. paald niet gemakkelijk uitvoerbaar. Het „vak" heeft zich in elk land langs andere lijnen ontwikkeld en het omvat als gevolg daarvan overal verschillende activiteiten. Ook de onderwijssystemen variëren sterk. Daarnaast hebben geo deten in sommige landen een semi-juridische functie (bijvoorbeeld in landen met een positief kadasterstelsel), terwijl daarvan in andere landen geen sprake is. De CLGE heeft gedetailleerd onderzoek laten doen naar de structuur en de inhoud van de opleidingen en de beroepspraktijk in de EG-landen; een heldere beschrijving hiervan is immers een voorwaarde voor samenwerking, wederzijds vertrou wen en onderlinge erkenning. De eerste rapportage (het eerste „Allan-report") verscheen in 1980. Door de snelle economische en technologische ontwikkelingen versche nen in 1989 en in 1995 herziene edities. Deze laatste versie, waarin ook de nieuwe EG-leden zijn opgenomen, is het onderwerp van dit artikel [1]. Opleiding en beroepspraktijk van geodeten worden sterk beïnvloed door de omstandigheden in een land; veelal zijn er enkele dominante werkgevers (zoals in Nederland het geodetisch onderwijs voorheen sterk op het Kadaster was gericht). Er zijn overlappingen met vakgebieden als civiele techniek, bouwkunde, onroerend goed, informatica, karto- grafie en mijnbouwkunde; tevens kennen geodetische studies algemene opleidingsonderdelen zoals recht, be drijfsorganisatie en planning. Daarbij komt dat geodetische kennis geen exclusief monopolie van de geodetische be roepsgroep is. Ook civieltechnici, stedebouwkundigen, mijnbouwkundigen, enz. leren en doen dingen die een geodetisch karakter hebben. Een eenduidige en simpele beschrijving voor het geodetisch onderwijs en de be roepspraktijk bleek eenvoudigweg niet te geven. Daarom heeft: Allan zijn onderzoeksresultaten per land op een syste matische en uniforme manier gestructureerd, met het onderwijs respectievelijk de beroepspraktijk als insteek. Dit garandeert een objectieve en vergelijkbare weergave van de inhoud en het niveau van de kwalificaties van geodeten en daardoor wordt onderlinge vergelijking tussen de West- Europese landen mogelijk. Onderwijs De structuur van het onderwijs is voor elk land in een schema weergegeven. Daarin zijn vermeld welke vooroplei dingen en welke geodetische opleidingen er in een land mogelijk zijn, alsook hoe de ene opleiding (mogelijke) aan sluiting geeft op de andere. Het voor Nederland gegeven schema is erg volledig (zelfs de cursus landmeetassistent van het NLF staat erin!); het dateert echter van 1993 en is in middels op diverse punten verouderd. 541 NGT GEODESIA 1996-12

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1996 | | pagina 35