punten en sluit liet netwerk aan op de reeds berekende maar nu kansvrij ingevoerde coördinaten van deze twee netwerkpunten door een gelijkvormigheidstransformatie. De getalwaarden van de coördinaten van alle netwerkpun ten veranderen niet, maar wel krijgt men in principe een ander coördinatenstelsel met andere coördinaatgrootheden waarvan de covariantiematrix door toepassing van de voortplantingswet der varianties uit de eerstgenoemde co variantiematrix kan worden berekend. In het algemeen wordt het beeld van punt- en relatieve standaardellipsen ook geheel anders dan in de eerste opzet. En toch beschrij ven beide covariantiematrices de stochasticiteit van de vorm van het netwerk even goed. Alleen je moet goed de coördinatenstelsels uit elkaar houden. We noemen de bovenbeschreven gelijkvormigheidstrans formatie een „schrankingstransformatie" (of ,,S-transfor- mation", S voor „similarity"). De twee beschreven coördi natenstelsels zijn dan „schrankingsstelsels" met aanduiding van de respectievelijke basispunten. Hierbij horen dan de schrankingscovarianties, eveneens met aanduiding van de basispunten. Andere schrankingstransformaties zijn moge lijk, zoals mijn eerste (toen nauwelijks doorziene) opzet in 1944 van een overbepaalde gelijkvormigheidsaansluiting aan de kansvrije coördinaten van meer dan twee punten, oplopend tot alle netwerkpunten [1] [2] [4], Men krijgt dan eenzelfde beeld als verkregen uit de vereffening van het „vrije" netwerk met onbekenden (tweede standaardvraag stuk), met behulp van verschillende typen gegeneraliseerde inverse matrices. Als ik de publicatie [7] goed begrijp, kunnen de resultaten met deze verschillende typen matrices via schrankingstransformaties tot elkaar herleid worden. Een leuk spelletje Toen wij de betekenis en werkwijze van schrankingstrans formaties onder de knie kregen en J. C. P. de Kruif goede programmatuur had ontwikkeld, begon een leuk spelletje: bet berekenen van de covariantiematrix van een netwerk in verschillende gevallen van schrankingsstelsels. Na uitteke- ning van punt- en relatieve standaardellipsen bleek dat deze ellipsen kleinere afmetingen hadden naarmate het aantal aansluitingspunten toenam. Dit ontlokte aan één van mijn medewerkers, onder grote hilariteit van de aanwezigen, de opmerking dat, bij beperking tot standaardellipsen en bij gebruik van een „absoluut" criterium los van de schran- kingsidee, vrijwel elk gemeten netwerk kon worden aan vaard bij een handige keuze van het schrankingsstelsel. Duidelijk was dus dat een criterium in dezelfde vorm moest worden gegoten als de uit metingen berekende covariantie matrix (verder ter afkorting „rekencovariantiematrix" ge noemd), dus een positief-defmiete matrix („criterium- covariantiematrix" genoemd) die in hetzelfde schrankings stelsel als de rekencovariantiematrix zou moeten worden opgebouwd. Met beide matrices corresponderen stan- daardhyperellipsoïden met dimensie gelijk aan de rang van de matrices. De criteriumstandaard-hyperellipsoïde zou dan de rekenstandaard-hyperellipsoïde moeten omsluiten bij aanvaarding van het gemeten netwerk. Is dit het ge val, dan geldt deze omsluiting ook voor alle andere stan- daard(hyper)ellipsoïden omdat deze door eenzelfde projectie op ruimten van lagere dimensie ontstaan. De om sluiting blijft gelden na iedere schran kingstransformatie. Een bezwaar blijkt dat de omsluiting slechts in een be perkt gebied eng kan zijn, maar verder veelal te ruim is. Een oplossing hier voor is nog niet gevonden. Spookprobleem Ik las eens dat aansluiting van het „vrije" netwerk op RD-punten het schrankingsidee overbodig maakt om dat men dan verder werkt in het RD- stelsel. Maar hier wreekt zich het ge bruik van het woord „stelsel" in twee betekenissen. Bij een schrankingsstel sel gaat het om coördinaatgrootheden met een kansverdeling in een scherp gedefinieerd coördinatenstelsel; het RD-stelsel is een verzameling van ge tallen als coördinaat met een slecht gedefinieerd coördinatenstelsel. Het RD-netwerk is namelijk op een gam mele manier vastgeprikt op een zwe vende ellipsoïde en daarna dankzij de geringe afmetingen van Nederland op een handige wijze naar een plat vlak getransformeerd. Wil je een covarian tiematrix van de coördinaten bereke nen, dan zul je een schrankingsstelsel moeten kiezen, zoals in [3] is gedaan. Maar nu kunnen wij alleen over RD- coördinaatgrootheden spreken als een criteriummatrix als vervangingsmatrix in een lokaal schrankingsstelsel wordt ingevoerd. Zulke vervangingsmatrices zijn door ons inderdaad berekend uit de analyse van lokale delen van het RD-net [10]. In wezen is het RD-net dus een „vrij" net. Wordt het RD-net opgenomen in het Europese terrestrische driehoeks- net, dan kan dit laatste net weer als een „vrij" net worden beschouwd. Alleen, in beide gevallen heeft men te maken met een berekening op een gebogen oppervlak en dan is de tweedimen sionale gelijkvormigheidstransforma tie in principe niet meer toelaatbaar. Bekijk je dan ook de vereffeningsbere kening van dit Europese netwerk, dan zie je een rare vermenging van twee- en driedimensionale rekenmodellen. Voor mij is dit altijd een spook probleem geweest, vooral nu ik dit probleem ook zie opduiken in de 14 ■997-1 GEODESIA

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1997 | | pagina 18