Uitvoering '997-' Een lokale kaartverbetering wordt uitgevoerd met het doel om de onderlinge ligging van punten te verbeteren. Hier voor kunnen in principe dezelfde meetgegevens worden be nut als bij een terrestrische detailmeting. Bij voorkeur wor den bekende blok- en relatiematen en geometrische relaties gebruikt. Vooraf zijn alle puntenvelden in hetzelfde stelsel gebracht. Hierdoor kunnen nu ook relaties tussen punten uit verschillende puntenvelden eenvoudig worden gemo delleerd. De meetgegevens en geometrische relaties worden in samenhang met de coördinaten vereffend. In dit vereffe ningsproces zullen restricties moeten worden gemodelleerd om te voorkomen dat sommige coördinaten opnieuw wijzi gen (bijvoorbeeld aansluitingspunten) of om te bereiken dat bepaalde relaties worden gehandhaafd (bijvoorbeeld het samenvallen van overeenkomstige lijnelementen, de collineariteit van punten of de haaksheid van een gebouw). Soms wordt dit deelproces uitsluitend toegepast om, bij voorbeeld in het belang van een goede kartografische pre sentatie, gebouwen rechthoekig af te beelden. Elk vernieuwingsproces wordt afgesloten met de nabewer king en kwaliteitscontrole. Het eindresultaat is een punten- veld dat vaak uit meerdere puntenvelden is opgebouwd. De nabewerking moet leiden tot een bestand waarin objecten en relaties tussen objecten eenduidig zijn gedefinieerd. Res terende tegenspraken in de geometrie en overbodige of dubbele gegevens moeten worden opgespoord en geëlimi neerd. Bij een gezamenlijke afbeelding van elementen uit verschillende kaarten is het voor een juiste interpretatie van belang dat elementen die in werkelijkheid samenvallen ook kartografisch samenvallen. Dit kan worden bereikt met de zogenoemde afstemming. Voor een deel is deze afstemming al bereikt met het benoemen van gemeenschappelijke ele menten als aansluitingspunt of als aansluitingselement. Ook tijdens de lokale kaartverbetering kunnen elementen uit verschillende puntenvelden als identieke elementen worden gemodelleerd. Voor de afstemming tijdens de na bewerking wordt de ligging van elementen in eikaars nabij heid beoordeeld. Op grond van de onderlinge ligging, maar ook op grond van de fysieke kenmerken van de elementen kan worden besloten om de ligging zodanig te corrigeren dat de elementen samenvallen. Een voorbeeld hiervan zijn kadastrale grenzen die samenvallen met topografische ele menten in een andere kaart. Het spreekt voor zich dat voor het nemen van verantwoorde beslissingen juist hier de vak bekwaamheid en met name het inzicht in de kwaliteit en herkomst van de betrokken gegevens van wezenlijk belang zijn. Met een correcte afstemming kunnen verbeteringen worden bereikt, maar verkeerde beslissingen hebben aver echtse gevolgen. Met een kwaliteitscontrole kan tenslotte worden vastgesteld of het eindresultaat voldoet aan de ge stelde eisen met betrekking tot de geometrische kwaliteit. Afhankelijk van de doelstelling en de daaraan gekoppelde kwaliteitseisen worden niet altijd alle deelprocessen uitge voerd. Voor de conversie van een analoge kaart met een homogene kwaliteit kan na de transformatie naar het ge wenste stelsel vaak worden volstaan met de nabewerking en 30 GEODESIA Fig. 4. Situatie na de interpolatie van de vrije punten in de kadastrale kaart. Aansluitingspunten hebben nu gemeenschappelijke coördinaten. Alle punten van de kadastrale kaart zijn hierdoor Fig 5. Situatie na een lokale kaart verbetering van enkele eigendoms- grenzen. Gebouwen van de kadastrale kaart zijn eerst verwij derd. De gebouwen van de GBKN zijn actueler en hebben de gewenste precisie. eventuele afstemming. Een juiste keu ze is niet altijd vooraf te maken. Na de transformatie kan uit de residuen van de aansluitingspunten bijvoorbeeld blijken dat in deelgebieden systemati sche vervormingen voorkomen. Deze zijn te elimineren door de deelgebie den als afzonderlijke puntenvelden te verwerken. Soms kan ook het interpo latieproces hiervoor een oplossing bie den. Wanneer incidentele vervormin gen voorkomen, kan de betreffende situatie mogelijk worden vervangen door punten uit een ander puntenveld met de vereiste precisie. Wanneer deze niet beschikbaar zijn, moet een lokale kaartverbetering met meetgegevens worden toegepast. De keuze van een combinatie van deel processen is dus afhankelijk van de be schikbaarheid van bronmateriaal en de kwaliteit van de gegevens in relatie tot het gewenste eindproduct. De verschil lende deelprocessen worden afzonder lijk behandeld. Voor elk deelproces worden randvoorwaarden en vuistre gels voor de uitvoering beschreven. Voorts worden criteria voor de selectie en toetsing gedefinieerd. De te nemen beslissingen (zoals aantal en ligging van aansluitingspunten, de te betrek-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1997 | | pagina 34