Theoretische grondslagen
1997-1
GEODESIA
Wat is de meerwaarde van visualisatie, waarom maken we
nog kaartbeelden wanneer de computer toch alles voor ons
kan opzoeken en uitrekenen? Gelukkig maken de auteurs
het nut duidelijk, onder andere in 1.5 (The relation be
tween GIS and cartography) en 10.1 (Again: why maps?).
Maar in de voorbeelden is er nog teveel rekenkundige ana
lyse en te weinig blikvanger, bijvoorbeeld bij de beschou
wingen over Maastricht (1.4) en over het HSL-tracé
(1.6.1). Echt teleurstellend is fig. 10.3, de krantenverkoop
in Maastricht, waar in plaats van analyse-resultaten gewoon
de kale verkoopcijfers (als cijfers!) in de kaart zijn gezet en
er dus geen enkel beeld ontstaat waarop je een beslissing
zou kunnen funderen. Dat overtuigt niet en is ook in strijd
met de definitie van „cartographic method", een term voor
het eerst gebruikt in 1.6 (Examples of the application of the
cartographic method), maar pas later, in 3.1, nogal slap
omschreven: „By 'cartographic method one understands Fig. 2 (fig. 1.3).
the method of representing a phenomenon or an area in Van terrein naar
such a way that its spatial structure will be visualized and kaart.
this will usually take some experimenting".
In het boek wordt veel verteld over de rol van visualisatie
bij raadpleging en analyse, maar de toch heel belangrijke
functie ervan bij inwinning, mutatie, controle en ruimtelijk
ontwerp, velden waar onder andere geodeten actief in zijn,
komt er bekaaid af. Hoofdstuk 2 geeft een aantal in-
winningsmethoden en behandelt ook de visualisering van
de gegevenskwaliteit. Je mist echter een verhaal over hoe je
allerlei onregelmatigheden bij de invoer visueel in plaats
van rekentechnisch kunt opsporen. Ook ontbreekt een be
handeling van de fantasie als bron voor ruimtelijke ge
gevens; de (steeds meer digitale!) „viltstiftkartografie" van
planologen, stedebouwers en landinrichters is weer eens
vrijwel niet (maar zie p. 57) in kaart gebracht.
In een kartografieleerboek mogen definities van Cartogra
fie" en „kaart" niet ontbreken. Ze zijn te vinden in 3.2.
Onder andere: „A possible definition of a map runs as fol
lows: a graphic model of the spatial aspects of reality". Maar
ook: „...Boards map definition is quoted: 'a representa
tion or abstraction of geographic reality. A tool for presen
ting geographic information in a way that is visual, digital,
or tactile". De tweede definitie neigt ernaar ook de digitale
abstractie van de wereld los van de grafische weergave te
omvatten, maar het standpunt dat de auteurs lijken in te
nemen, is toch dat van de kaart als grafische, dus visuele
voorstelling. Een goed standpunt.
Tot grote tevredenheid stemt ook dat de auteurs als theore
tisch raamwerk voor het DLM/DCM-paradigma hebben
gekozen: er zijn Digital Landscape Models die het terrein
en de processen daarin begripsmatig vastleggen (de gedach-
teninhoud), en Digital Cartographic Models die het kaart
beeld met al zijn grafische elementen als lijndikten, kleuren
en tekst beschrijven (de uitdrukkingsvorm). De relaties
tussen beide komen onder andere tot uiting in de figuren Fig. 3.
1.3 (hier gereproduceerd, fig. 2), 4.14, 5.16, 5.36, 8.1 en Plet Philémon-
9.11. ejfect.
model construction
geographic ornect seloction
Helaas is er bij de uitwerking wel het
een en ander misgegaan, en zijn de
(gedachten)wereld van het terrein en
de (gedachten)wereld van het kaart
beeld wat door elkaar gaan lopen. Ik
zou dit het Philémon-ejfect willen noe
men, naar de stripverhalen waarin te
kenaar Fred op speelse wijze de gren
zen doorbreekt (fig. 3).
In het DLM onderscheid je punt-,
lijn-, vlak- en volume-objecten, in het
DCM stippen, strepen en vlekken
(nooit volumes!). Voorbeelden van de
eerste zijn „signposts, roads, fields,
and mountains" (p. 135). Op grond
daarvan moet ik echter het rechter
plaatje van fig. 1.4 (hier fig. 4) inter
preteren als een afbeelding van bergen
met loodrechte wanden. Een verwant
probleem heb ik met het, niet in de
index vermelde, „statistical surface".
„Statistical surfaces offer the user a
dramatic view of the data" (p. 142) en
„Such a three-dimensional representa
tion may be called a data model or a
£N CATCAAR7
MOBT UE ZlEN/
NOtbMBBR VAN CHS
v5AtEKLAf'PEKI0/
weiwee...
OAtli>(b£*OONHei
F»VSl NACIJFER
laten we pie
VERF5FOREN MAAH
k. V0L6ÊN y
76