wanneer je de kaart maar niet op het scherm laat in
branden. Bij type 2 en 3 blijft duister of het hier nu gaat
om opslag en verzending van DLMs of van DCMs. Krijgt
de ontvanger nu betekenisvolle en gestructureerde terrein
beschrijvingen of slechts een verzameling tekeninstructies of
betekenisloze pixelsDaar gaat het in de praktijk om, gezien
allerlei discussies in nationale en internationale normalisa
tiecommissies! Type 4, de „virtual map" van fig. 7, is iets
wat correcter een „mental model" of „mental construct of
reality" (p. 44) wordt genoemd, een Mentaal Landschaps-
Model (MLM). Het begrip „mental map" wordt in de
tekst en in fig. 7 uitsluitend gedefinieerd als neerslag op
papier van de „virtual map" (in de vorige uitgave een raar
soort Markens mutsje) terwijl in alle andere schema's (zie
bijvoorbeeld fig. 2) de „mental map" als mentale voor
stelling van het landschap is opgevat. Hier wreekt zich de
onvolledigheid van de uitwerking van het l.M/CM-para-
digma: alleen het digitale traject wordt beschreven, en dan
nog alleen in heengang, en het volkomen vergelijkbare
traject via de menselijke hersens is niet in eenzelfde theo
retisch kader geplaatst. De ware „mental map" is de men
tale voorstelling die iemand van een kaart als zodanig, als
verzameling gekleurde vlekjes, heeft, een MCM (fig. 8)!
Maar zoiets is, naar mijn ervaring, zelfs voor kartografen
moeilijk te aanvaarden.
Op p. 48 lees ik: „Topographers (together with geodesists)
supply the x- and y-coordinates of the spatial information;
the attribute data (with the exception of altitudinal data)
are defined by others: Afgezien van een griezelig enge
kijk op wat topografen en geodeten doen, wordt in deze
omschrijving hoogte als een attribuut opgevat en niet als
wezenlijk deel van de geometrische informatie. De auteurs
denken kennelijk toch nog een beetje plat (grafisch?) en
gaan nog niet uit van een volledig driedimensionale wereld.
Misschien is mede daardoor fig. 1.4 misgegaan.
Maar moet er voortdurend zo gemopperd worden? Dat valt
mee. Hoofdstuk 6 (Map design), dat het gebruik van de
grafische variabelen behandelt, steekt inhoudelijk goed in
elkaar, net zoals hoofdstuk 7 (Statistical Mapping), dat de
verschillende kaarttypen bespreekt. Maar ik miste wel een
beschouwing over nog complexere uitdrukkingsvormen,
zoals de compositie van meerdere kaartbeelden naast elkaar
of de combinatie van kaart en toelichting. Ook hoofdstuk 9
is goed, met name het stuk over „animated maps". In
fig. 9.8 (hier fig. 9) wordt heel mooi onderscheid gemaakt
tussen „data manipulation" (in het DLM) en „graphic
manipulation" (met het DCM).
Jammer is dat één van de meest wezenlijke onderdelen
van de koppeling tussen landschapsmodel en kartografisch
model nergens systematisch wordt behandeld en zelfs in de
index in het geheel niet wordt genoemd: de legenda. Af en
toe wordt erover gesproken (ik kan dat helaas niet snel op
zoeken!), maar structuur en functie komen er niet uit. Ook
andere middelen om de kaart toegankelijk te maken (meta-
informatie dus), komen niet aan de orde.
F'g 6 (fig- 2.2).
Waar is
DLM/DCM
Hoe pak je het aan?
Behalve beschouwingen over de theo
retische begrippen mag de lezer in een
leerboek over kartografie ook een
overzichtelijke bespreking van een
werkproces verwachten, graag ook in
de vorm van een schema en/of check
list: hoe kom ik van terreingegevens
tot een voor de gebruiker ideaal kaart
beeld, op welke aspecten moet ik
letten, welke keuzes moet ik maken?
Op p. 151 lees ik bijvoorbeeld „So the
aims of the visualization will also in
fluence the choice of the graphical
representation method". Prima, maar
dat moet dan wel systematisch worden
uitgewerkt. Vorm volgt (ook) functie.
Er worden wel allerlei deelprocessen
beschreven, met name in hoofdstuk 7,
maar het overzicht in 8.3 is toch echt
te beknopt. Eigen ervaringen met stu
denten, en klachten uit het bedrijfs-
Fig7 (fig- 3.8).
Waar zit wat
data
1997-2
GEODESIA
tangible
permanent map
virtual map type 1
internet
diskettes
virtual map type 2
virtual
map_
mental map
(permanent)
temporal map
virtual map
permanent map
78