Nrx fy waterpassen is weliswaar een zeer nauwkeurige methode van hoogtebepaling, maar ook een methode die erg ge voelig is voor systematische effecten. GPS biedt een extra, onafhankelijke, controlemogelijkheid; indien GPS (een gedeelte) van de waterpassingen zou kunnen vervangen, leidt dit tot goedkopere netwerken, omdat het meten met GPS veel minder arbeidsintensief is dan het waterpassen. Tegenover deze voordelen staat ook een aantal nadelen: de precisie van de GPS-hoogtebepaling is op dit moment minder goed dan van een 2e orde Nauwkeurigheids waterpassing. Met de huidige verwerkingsmethoden is de precisie van de hoogtecomponent uit GPS ook minder goed dan de precisie die wordt gehaald voor de horizon tale positie; de meeste peilmerken zoals die sinds 1964 zijn gebruikt, zijn niet zonder meer geschikt voor het uitvoeren van GPS-metingen. Het zal dus niet mogelijk zijn om de waterpasmetingen volledig te vervangen door GPS- metingen, omdat de GPS-punten in de meeste gevallen door middel van een waterpastraject zullen moeten wor den verbonden aan de oorspronkelijke peilmerken. GPS-hoogten worden bepaald in een geometrisch stelsel (WGS84), waterpassingen daarentegen in een ortho- metrisch stelsel (NAP). Bij de combinatie van GPS- en waterpashoogten speelt de geoïdehoogte een belangrijke rol. De geoïde is gedefinieerd als het equipotentiaalvlak op gemiddeld zeeniveau. In fig. 2 is weergegeven hoe de geoïde de schakel vormt tussen de geometrische hoogten die uit de GPS-data volgen en de orthometrische hoogten welke gebaseerd zijn op waterpasmetingen. In deze figuur zijn: H: orthometrische hoogte (boven geoïde); h geometrische hoogte (boven de WGS84-ellipsoïde); N: geoïdehoogte (of geoïde-ondulatie). De geoïdehoogte is dus het nulvlak voor de orthometrische hoogte-aanduiding, die wordt bepaald uit hoogteverschil meting en zwaartekrachtmetingen. De NAP-hoogten in Nederland zijn met alléén waterpasmetingen totstandgeko men, onder de aanname dat de equipotentiaalvlakken in het hele land evenwijdig lopen. De NAP-hoogten zijn dus niet gelijk aan de orthometrische hoogten. In Nederland j hl Fig. 1. Kleine water passing 1992 rood), grote waterpassing 1993 (blauw) en begrenzing bodem- dalingsgebied (groen). Fig. 2. Combinatie orthometrische en geometrische zijn de verschillen echter verwaarloos baar klein. We kunnen dus uitgaan van de volgende relatie: H; h; Ni waarbij GPS ons de orthometrische hoogten kan leveren mits de geoïde- hoogten voor alle betrokken punten bekend zijn. Over het algemeen zal bij de koppeling van GPS- en waterpas data gebruik worden gemaakt van een geoïdemodel dat gebaseerd is op eer der uitgevoerde zwaartekrachtmetin gen. In Nederland hebben we sinds kort de beschikking over het geoïde model van De Min [5]. De precisie van dit geoïdemodel bedraagt onge veer 1 a 2 cm. De precisie van ortho metrische hoogten uit GPS wordt der halve voor een groot deel bepaald door de (relatief) lage nauwkeurigheid van de geoïde. Dit vormt in het geval van deformatie-analyse echter geen belem mering om GPS toe te passen, omdat we hierbij geïnteresseerd zijn in ver plaatsingen in de tijd. Uitgaande van de aanname dat de geoïdehoogten on danks de gasonttrekking (lees massa onttrekking) stabiel blijven, kunnen hoogteveranderingen in de tijd vol gend uit waterpas- en GPS-metingen direct met elkaar worden vergeleken. Uit proefberekeningen is gebleken dat de veranderingen in de geoïdehoog ten, als gevolg van de gaswinning, zo klein zijn, dat ze verwaarloosd mogen worden. 118 1997-3 GEODES1A aardoppervlak Hl h2 H2 geoïde NI N2 -„„ellipsoïde

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1997 | | pagina 20