reerd uit deze nieuwe gegevensstruc tuur en andersom; er kan informatie op puntniveau worden opgeslagen. De voordelen hiervan zullen verderop duidelijk worden. Puntkwaliteit Als we meten, meten we individuele punten. Over deze individuele punten kunnen we een uitspraak doen be treffende precisie, betrouwbaarheid en idealisatie. Dit geldt ook als de pun ten door bijvoorbeeld digitaliseren of fotogrammetrische kartering totstand komen. Toen we CAD-systemen gin gen gebruiken, gingen we ook kwali- teitsgegevens in de CAD-structuur op slaan. Omdat deze structuur het niet toelaat om voor elk punt afzonderlijk kwaliteitsinformatie op te slaan, zijn we de kwaliteitsgegevens op element niveau gaan registreren. Dit is niet logisch, maar zolang we lijngericht werken, is het ook niet problematisch. Als bijvoorbeeld de voorgevel van een gebouw terrestrisch is gemeten en de achtergevel is gedigitaliseerd, kunnen we de voorgevel en de achtergevel op slaan als twee verschillende elementen met verschillende PIB-waarden (preci sie, idealisatie, betrouwbaarheid). Nu zijn we aangeland in het tijdperk van de objectgerichte bestanden en willen we het hele gebouw als één ob ject vastleggen. Welke kwaliteitsgege vens koppelen we nu aan dit gebouw, als de samenstellende punten niet alle maal dezelfde kwaliteitsgegevens heb ben? Het antwoord is: geen! De enige manier om in deze situatie nog de kwaliteit te kunnen beheren, is door de kwaliteitsgegevens te gaan registre ren op puntniveau. In fig. 3 wordt een situatie weergegeven waarbij de voor gevel van het gebouw terrestrisch is ge- Fig. 3. Verschillende kwaliteits kenmerken binnen één object. meten en de achtergevel gedigitaliseerd. De terreingrens is in een later stadium fotogrammetrisch bijgekarteerd. De middelste twee punten van deze terreingrens zijn „gesnapt" op het gebouw en nemen dus de hogere, terrestrische kwaliteit over. Interactieve handelingen, zoals constructies of verplaatsingen, worden door het systeem automatisch vertaald in een nieuwe puntkwaliteit. Er zijn nog veel meer goede redenen om kwaliteitsgegevens op puntniveau op te slaan. Topografische basisbestanden zijn in het begin meestal redelijk uniform van kwaliteit. Maar omdat er gegevens aan worden toegevoegd, die met verschillende methoden worden ingewonnen en van ver schillende bronnen afkomstig zijn, zullen ze steeds meer een hybride kwaliteit krijgen. Een goed voorbeeld is de in passing van een terrestrische meting in een gedigitaliseerde kaart. Wordt de meting ingepast op de (slechtere) kaart, dan wordt daarmee de goede kwaliteit van die meting over boord gegooid. Wordt de kaart echter ingepast op nieuwe metingen, dan zal deze kaart een steeds hoger kwaliteits niveau bereiken. Dergelijke inpassingen van puntenvelden zijn in feite vereffeningen op detailpunt-niveau [1]. Deze kunnen alleen goed worden uitgevoerd als de topografische kwaliteit op puntniveau wordt geregistreerd, zowel vóór als na de inpassing. In de HTW '96 [6] wordt een aantal richt lijnen voor dit kaartverbeteringsproces gegeven. Een interessante, toekomstige uitbreidingsmogelijkheid is het toepassen van geometrische voorwaarden zoals parallel liteit, rechthoekigheid en collineariteit binnen deze vereffe- nings- en inpassingsprocessen [7] [8], Binnen Grontmij Geogroep is een project opgestart om de theorie- en model vorming van dergelijke vereffeningsprocessen uit te werken en de functionaliteit te integreren in de standaardsystemen. Tenslotte zou de puntkwaliteit ook als parameter kunnen worden meegenomen bij het corrigeren van topologische modelfouten [2], Een andere toepassing waarbij kwaliteitsinformatie op puntniveau een belangrijke rol speelt, is het structureren van bestanden. Hierbij worden lijnen en punten verscho ven om over- en undershoots op te lossen, punten te middelen, enz. Als we bij dit proces de kwaliteitsinformatie van de punten niet in aanmerking nemen, kunnen terres trisch gemeten punten worden verplaatst naar gedigitali seerde punten. Zo vernietigen we in één keer de door ons zo zorgvuldig opgebouwde geometrische kwaliteit. Soms wordt het argument gebruikt dat de nauwkeurigheid toch al niet groter was dan 20 cm en er dus niets aan de hand is als de tolerantie bij het structureren kleiner blijft dan 20 cm. Uiteraard is dit een ongeldig argument, omdat de resulterende afwijking nu twee keer 20 cm is geworden (wie het netjes wilt doen, mag ook de voortplantingswet der varianties toepassen). Het belang van de kwaliteitsinformatie voor eindgebruikers van het topografische basisbestand zal over het algemeen beperkt zijn. Dat de CAD- en GIS-systemen van de eind gebruiker niet in staat zijn deze puntinformatie op te slaan, zal dus in de praktijk meestal geen bezwaar zijn. Voor de 105 GEODESIA '997-3

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1997 | | pagina 7