deformatiemeting en landclassificatie. De principes van de twee eerstgenoemde toepassingen komen in deel 2 en 3 van deze serie aan de orde. In eerste instantie bekijken we de vervaardiging van een digitaal hoogtemodel (fig. 6). Een interferogram, zoals we dat in de vorige paragraaf lieten zien, is in deze afbeelding perspectivisch weergegeven. Doordat het werkelijke hoog teverschil tussen twee opeenvolgende fringes uit de geo metrie bekend is, zijn de relatieve hoogten te bepalen, wat resulteert in een digitaal hoogtemodel. Dit voorbeeld is de vulkaan Etna op het eiland Sicilië, verkregen uit waar nemingen van het Amerikaanse X-SAR systeem. Het ge bied is 10 km bij 10 km, en hoogteverschillen van 2 km zijn waarneembaar, terwijl ongeveer twaalf fringes te tellen zijn naar de top. De resolutie is 50 m bij 50 m, de hoogte nauwkeurigheid ligt rond de 5 meter. (Wanneer verschil lende interferogrammen van dit gebied zouden worden ge combineerd, kan deze nauwkeurigheid worden verbeterd tot ongeveer 2 m). Fig. 6. Digitaal hoogte model van de Etna uit SAR-interfero- metrie. Bron: Deutsche Forschungsanstalt für Luft- und Raumfahrt (DLR), Duitsland en IRECE-CNR, Universiteit Napels, Italië. beeld bossen, akkers, steden en water ieder op hun eigen manier veranderen, is het mogelijk deze gebieden te iden tificeren. Fig. 8 is geen interferogram, hoewel net als in een interferogram de gegevens van twee SAR-beelden erin zijn verwerkt. De basiskleuren rood, groen en blauw zijn toegekend aan res pectievelijk de correlatie tussen beide beelden, de intensiteit van beeld 1 en de verandering van intensiteit tussen beeld 1 en 2. Het tijdsinterval tussen beide opnamen is drie dagen. Water is ongecorreleerd tussen twee tijdstippen en kan grote verschillen in intensiteit hebben: hierdoor verschijnt dit als blauw/paars. Bosgebied reflecteert sterk terug naar de satelliet, heeft een lage correlatie en weinig verschil in in tensiteit: bos wordt dan ook groen af gebeeld. Stedelijk gebied verandert weinig in intensiteit, terwijl de absolu te intensiteit en de correlatie vrij hoog zijn: stedelijk gebied wordt nu helder geel. Op deze manier is te zien hoe water (blauw), bos (groen), lage vege tatie (oranje) en stedelijk gebied (geel) te onderscheiden zijn. Beperkingen en nauwkeurigheden Bij SAR-interferometrie moet onder scheid worden gemaakt tussen de nauwkeurigheden van de interfero- metrische fase en de resolutie van de beelden. Voor satellietsystemen is een doorsnee resolutie bijvoorbeeld 4 m x 20 m, voor vliegtuigsystemen zijn resoluties van 2 m x 2 m haalbaar. In deze paragraaf bekijken we puur de nauwkeurigheid van de interferome- trische producten, zoals digitale hoog temodellen en deformatiemetingen. De ultieme (maar theoretische) geo metrische nauwkeurigheid van SAR- interferometrie is een fractie van de (halve) radargolflengte, in de praktijk zo'n 2-3 mm voor afstandmeting met een C-band systeem. Twee zaken zijn echter van cruciaal belang. In de eerste plaats bestaat de gemeten fase uit twee componenten, een afstandsafhankelij- ke component, en een verstrooiings component, in formule uit te drukken als: De verstrooiingscomponent is afhan kelijk van de specifieke reflectie-eigen- Dat een verandering van de reflectie eigenschappen ook nuttige informatie kan bevatten, laat de derde toepassing van interferometrie zien. Doordat de reflectie-eigenschappen van bijvoor- De tweede toepassing, deformatiemeting, is een inter ferogram van de gevolgen van een aardbeving in California in de Verenigde Staten (fig. 7). Dit beeld bedekt een opper vlak van 90 km x 110 km. De fringes die hier te zien zijn, worden veroorzaakt doordat de grond tussen de twee SAR- opnamen heeft bewogen. De afstand tussen twee fringes is in dit geval 28 mm, in de kijkrichting van de satelliet. Daar waar de fringes dicht op elkaar liggen, is de beweging dus het grootst geweest. De directe aardbevingsscheur is in deze figuur in zwart aangegegeven. Uit dit patroon kan met een zeer hoge resolutie (vergelijkbaar met 75 miljoen GPS-ont- vangers!) het spanningsveld rond de aardbeving worden weergegeven. Doordat tussen de twee SAR-opnamen een tijdsinterval van drie maanden ligt, is ook duidelijk te zien dat sommige delen van het gebied in de tussentijd te sterk veranderd zijn om evaluatie mogelijk te maken. Deze gebieden zijn zichtbaar als ruisgebie- den. Fig. 7. Het deformatieveld van een aard beving uit SAR- interferometrie. Bron: Centre National d' Etudes Spatiales CNES), Frankrijk. 160 1997-4 GEODESIA <&tot ^afstand ^verstrooiing

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1997 | | pagina 12