schappen van een bepaalde resolutie cel. Doordat een resolutiecel vele ma len groter is in verhouding tot de ra dargolflengte, worden reflecties van verschillende objecten binnen een re solutiecel ogenschijnlijk willekeurig gecombineerd. Wanneer nu voor een bepaalde resolutiecel de totale fase op tijdstip t] wordt afgetrokken van tijd stip t2, onder de aanname dat de ver strooiingscomponent niet verandert in de tijd, houden we alleen een afstands- afhankelijke component over. Deze component is gelijk aan het afstands- verschil en kan worden gerelateerd aan de interferontetrische fase. Een tweede belangrijk kenmerk is dat dit afstandsverschil wordt uitgedrukt in een geheel aantal malen de golf lengte plus een fractie van de „laatste" golflengte. Anders uitgedrukt: een ge heel aantal malen 271 plus een fractie van 2n. Het is slechts deze laatste frac tie die interferometrisch kan worden waargenomen. Hierdoor ontstaat een meerduidigheden-probleem, vergelijk baar met het soortgelijke probleem bij GPS-signaalverwerking: we weten niet hoeveel hele golflengten aan de laatste fractie voorafgingen. Het verwijderen van deze meerduidigheden is een ver eiste voor het bepalen van de terrein hoogten en deformaties. In de SAR- interferometrie wordt dit verwijderen van meerduidigheden phase unwrap ping genoemd. Bovenstaande kenmerken zijn de be langrijkste beperkende factoren voor SAR-interferometrie. De afhankelijk heid van het constant blijven van de verstrooiingscomponent is vooral in natte en agrarische gebieden, zoals grote delen van Nederland, een be langrijke beperking. Dit geldt natuur lijk alleen voor de al eerder genoemde herhalingsconfiguratie-, in de instantane configuratie speelt de afhankelijkheid van de tijd geen rol. Het verwijderen van de fasemeerduidigheden is de tweede beperking. Wanneer het ter rein bijvoorbeeld te sterk helt, komen de 2jt-faseovergangen te dicht op el kaar te liggen. Op deze manier zijn deze zeer moeilijk te tellen en wordt de hoogtebepaling een moeilijke zaak. De afgelopen jaren zijn veel technieken ontwikkeld om de phase unwrapping te verbeteren. Fig. 8. Landclassificatie uit SAR-inter ferometrie, de omgeving van Bern. Bron: Remote Sensing Laborato ries (RSL), Universiteit Zurich. Behalve de fase-meerduidigheden en de tijdsafhankelijk heid van het verstrooiingsgedeelte van de fase kunnen we uit het voorgaande nog een aantal belangrijke beperkingen afleiden. In de eerste plaats staat voor satelliet-interfero- metrie (in de herhalingsconfiguratie) de herhalingsfrequen tie onveranderlijk vast. Deze wordt vaak gedicteerd door het gebruik van andere instrumenten aan boord. Verder geldt vooral voor hoogtebepaling dat de haalbare nauwkeu righeid wordt bepaald door de constellatie van beide satel lieten, en dat nauwkeurige kennis van de baanparameters (op decimeterniveau) noodzakelijk is voor de bepaling van de basislijnlengte en -oriëntatie. Tenslotte kunnen ten ge volge van de inhomogeniteit van de atmosfeer locale verschillen in signaal vertraging optreden. Hierdoor ont staan faseverschillen die niet verward mogen worden met topografie of bo dembeweging. Wanneer we bovenstaande beperkin gen in acht nemen, moeten we om een uitspraak te doen over de haalbare nauwkeurigheden onderscheid maken tussen het meten van (relatieve) hoog ten en van hoogteveranderingen; beter gezegd: tussen het meten van hoogten en deformaties. De radar is immers slechts gevoelig voor de bewegingscomponent in de kijk richting. Dit onderscheid is van belang aangezien het me ten van deformaties kan gebeuren met (sub)centimeter nauwkeurigheid, terwijl we bij hoogten moeten denken aan een nauwkeurigheid van enkele meters. De nauwkeurigheid van de hoogtemeting wordt vooral be paald door de lengte van de basislijn tussen de twee satel lietposities. Een langere basislijn maakt de configuratie „gevoeliger" voor hoogten. Deze grotere gevoeligheid houdt in dat de 27T-overgangen dichter op elkaar komen te liggen, wat niet direct een hogere nauwkeurigheid hoeft te betekenen. Voor de vertaling van de interferometrische fase naar hoogteverschillen tussen pixels is het nodig om stand, positie en lengte van de basislijn zeer nauwkeurig te ken nen. Dit wordt in de praktijk direct gekoppeld aan de baanparameters van satelliet of vliegtuig. Fouten in de basislijnbepaling leiden tot fouten in de hoogtebepaling. De nauwkeurigheid van de hoogte kan verder worden ver beterd door te middelen over pixels. Hierbij wordt resolutie ingeruild tegen fasenauwkeurigheid. SAR-interferometrie is een relatieve techniek; hoogtever schillen worden bepaald tussen pixels onderling. Door ge bruik te maken van geschikt gekozen paspunten of andere a priori informatie kan de techniek ook worden gebruikt voor absolute hoogtebepaling. De interferometrische fase wordt in het algemeen veroor zaakt door weglengteverschillen tussen de topografie en de beide satellietposities. In de herhalingsconfiguratie kunnen 161 GEODESIA 1997-4 Nauwkeurigheid van hoogtemeting Nauwkeurigheid van hoogteveranderingen

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1997 | | pagina 13