20 000 pond voor een lengtegraad
Plaatsbepaling als het grootste wetenschappelijke probleem van de 18e eeuw
Dolen op de oceanen
2%
.zLinnSi
LiryojV.
O C E A]N V 5
185
GEODESIA
1997-4
GPS heeft plaatsbepaling, waar ook op
aarde, vandaag de dag tot een vanzelf
sprekendheid gemaakt. Dat is weieens
anders geweest. Tot ver in de 18e
eeuw was betrouwbare plaatsbepaling
met name op zee - volslagen on
mogelijk. De behoefte daaraan was zo
groot, dat vele eminente geleerden
zich erover bogen en zelfs koningen
zich er intensief mee bemoeiden. Dava
Sobel schreef er een spannend boek
over [1],
Het vastleggen van een plaats op aarde
gebeurt al sinds Ptolemaeus (om
streeks 150 na Christus) met geografi
sche coördinaten: breedte- en lengte
graden. De breedtegraad (of beter: het
verschil in breedte tussen een nullijn
de evenaar - en de plaats van de waar
nemer) kan vrij eenvoudig worden be
paald met behulp van sterren zoals de
poolster. Voor de lengtegraad ligt dat
moeilijker. Je moet ten eerste een nul
lijn kiezen (Ptolemaeus bijvoorbeeld
nam de meridiaan over de Canarische
Eilanden, fig. 1) en vervolgens moetje
ook hier verschillen bepalen. Daar zijn
twee methoden voor. De eerste is door
het verschil te bepalen tussen de lokale
(ware) tijd op je feitelijke positie en
een plek op aarde waarvan je zowel de
ware tijd als de geografische ligging
kent (hierbij wordt gebruikgemaakt
van het feit dat de aarde in 24 uur een
volledige omwenteling van 360 gra
den maakt, met andere woorden: één
uur tijdsverschil is een lengteverschil
van 15 graden). De tweede methode
gaat ervan uit dat de banen van zon,
maan en sterren een regelmatig pa
troon vormen. Als je op zeker tijdstip
hoeken en afstanden tussen verschil
lende hemellichamen meet en die ver
gelijkt met de (berekende) overeen
komstige hoeken en afstanden op dat
zelfde tijdstip op een „vaste" plek met
bekende geografische coördinaten,
dan zijn de hoek- en afstandsverschil-
len een maat voor het verschil in leng
tegraad. In theorie waren deze metho
den al wel ontwikkeld, maar tot ver in
de 18e eeuw was het niet mogelijk om
Ad van der Meer,
redacteur.
tijdsverschillen accuraat te bepalen. Evenmin was de kennis
van de bewegingen van de hemellichamen toereikend om
daar betrouwbare voorspellingen over te doen, noch waren
er instrumenten die de daarvoor benodigde precisiemetin-
gen konden uitvoeren.
Sinds de 16e eeuw nam het belang van de scheepvaart snel
toe. Het aantal schepen werd steeds groter, ze maakten
steeds langere reizen en de ladingen werden steeds kost
baarder. Er ontstond grote behoefte aan een methode om
de plaats op zee te kunnen bepalen. Daarmee zouden sche
pen veel vrijer kunnen manoeuvreren, wat van belang was
voor het ontwijken van bijvoorbeeld piraten en stormge-
bieden. Ze zouden dan ook veel directer op hun doel kun
nen aankoersen, wat veel tijd en mensenlevens (scheur
buik!) zou sparen. En, minstens zo belangrijk, het zou het
risico van schipbreuk sterk verminderen; er waren al talloze
schepen vergaan omdat die vanwege een verkeerde inschat
ting van hun positie tegen rotsen of zandbanken waren
aangelopen. Het lijkt ongelofelijk, maar er werd heel wat
afgedoold op de oceanen omdat de navigators geen idee
hadden waar ze ergens op ooster- of westerlengte zaten. Er
zijn veel verhalen bekend van schepen die lange omzwer-
Fig. 1.
Oude kaarten
tonen een tiul-
meridiaan over de
Canarische
Eilanden (wereld
kaart van Lowitz,
1746).
_ML_na ..jél hu - n
J.Jfltlathai
tdz
ïha.