Fig. 3.
De eerste klok van
Harrison, de Hl
(foto uit [2]).
En technici ontwikkelden waarne-
mingsapparatuur (de sextant) waar
mee nauwkeurig genoeg de onderlinge
afstand van hemellichamen kon wor
den gemeten, ook op volle zee. De as
tronomen gingen tabellen opstellen De klokken van
van posities van hemellichamen op be- Harrison zijn
paalde tijdstippen (de bekende „Nau- nog altijd te
tical Almanacs ')- Een navigator op zee bezichtigen in
kon nu een gegeven constellatie van het Maritime
hemellichamen „opmeten", bepalen Museum in
welke verschillen die meting gaf met Greenwich,
de gegevens van Greenwich voor die- Londen,
zelfde constellatie en dan uit de tabel- Engeland.
len afleiden wat zijn afstand in (leng-
te)graden met Greenwich was. Dat
meten op zee was overigens een bewer
kelijke activiteit, nog los van eventuele
stormen en ander ongerief. Een navi
gator was al gauw een paar uur bezig,
en er mocht natuurlijk geen bewol
king zijn. Maar het was een oplossing
van het lengtegradenprobleem.
Fig. 4.
De vierde klok van
Harrison, de H4,
waarmee hij uit
eindelijk de prijs
won. De H4 werd
later als „chrono
meter aangeduid
(foto uit [2]).
Vals spel
In 1759 kwam Harrison eindelijk met zijn „definitieve"
klok, de H4, die er uitzag als een groot uitgevallen zakhor
loge van ruim 12 cm doorsnede (fig. 4). De H4 moest ech
ter concurreren met de hemellichamen-methode. De Raad
voor de Lengtegraden bestond voor het merendeel uit as
tronomen en wiskundigen, en die waren meer geneigd om
een wetenschappelijk onderbouwde methode te volgen, die
in hun vakgebied lag. Het idee dat een boerenpummel zon
der wetenschappelijke achtergrond, met een simpele klok
die nota bene door iedere navigator op zee zonder proble
men kon worden gebruikt, een betere methode had gevon
den dan de gehele internationale wetenschap bij elkaar, dat
kon de Raad niet verkroppen. Bovendien begrepen ze de
inhoud van het „tikkende doosje" niet. Wat volgde, was
een bijna Kafkaësk steekspel van twaalf jaar, waarin de
Raad de ene nieuwe eis na de andere stelde en soms zelfs ge
woon vals spel speelde, ondanks de vele lovende rapporten
van scheepskapiteins over de betrouwbaarheid van de H4,
alleen maar om te voorkomen dat „hun" geliefde hemel
lichamen-methode door het klokje van Harrison zou on
dersneeuwen [3].
Koninklijk ingrijpen
Wanhopig geworden door zoveel tegenwerking, waagde
Harrison het in 1773 om een direct beroep te doen op de
Engelse koning George III. Deze had een actieve belangstel
ling voor de wetenschap en bezat zelfs een privé-observato-
rium. De koning had al veel goede berichten over de H4
gehoord en stemde erin toe om zelf Harrisons klok te be
proeven. Na drie maanden testen bleek opnieuw dat het
horloge bijzonder betrouwbaar was. Daarop besloot de
koning de Raad voor de Lengtegraden te passeren en een
direct beroep op het parlement te doen. In april 1773
debatteerde dat over deze aangelegenheid en bezorgde
Harrison de volledige erkenning van zijn werk, en de toe
kenning van het geld waar hij recht op had. Harrisons reha
bilitatie werd nog eens versterkt door de beroemde ont
dekkingsreiziger James Cook, die op zijn tweede reis om de
wereld een klok van Harrison had meegenomen en die, bij
zijn terugkeer in 1775, één en al lof was over „onze nimmer
falende gids, het Horloge".
Harrison heeft niet lang van zijn roem kunnen genieten: hij
stierf in 1776. Maar zijn uitvinding is van onschatbare
waarde voor de scheepvaart geweest. Het leven van zeelie
den was na die tijd nog lang geen lolletje, maar de eeuwige
angst van verdwalen op zee of onverwacht op de rotsen
lopen, was in ieder geval vrijwel verdwenen.
[1] Dava Sobel, Lengtegraad. Ambo, 1996.
[2] The Greenwich Meridian. Ordnance Survey, 1989.
[3] Draaisma, Douwe, Gechicaneer rond een Zeeklok.
Volkskrant, 14 september 1996.
187
GEODESIA
'997-4
Literatuur