Dit artikel, het eerste uit een serie van drie, geeft een in leiding in de techniek van SAR en het voor geodetische toepassingen interessante interferometrisch SAR. Voorts worden verschillende implementaties van SAR-inter- ferometrie beschreven, zoals vliegtuig-SAR en satelliet- SAR. Verder zal een overzicht worden gegeven over potentiële toepassingen en worden de bereikbare nauw keurigheden en beperkingen besproken, die momenteel door de Dutch Interferometry Group (TU Delft, TNO, Meetkundige Dienst en ITC) worden onderzocht. Het tweede deel behandelt de toepassing van interferome trisch SAR voor het bepalen van terreinhoogten. Eerst zal worden uitgelegd hoe in principe terreinhoogten uit SAR-beelden kunnen worden verkregen. Daarna wor den enkele voorbeelden gegeven en worden de bereik bare nauwkeurigheden, de meest belangrijke fouten bronnen en de voornaamste beperkingen behandeld. Ook wordt een vergelijking gemaakt met al bestaande geodetische technieken en zullen de voor- en nadelen van interferometrisch SAR worden besproken. Het laat ste deel behandelt de toepassing van interferometrisch SAR voor het met hoge nauwkeurigheid bepalen van deformaties. Naast het principe worden enkele voor beelden aangegeven, onder andere van meetexperimen- ten in Groningen. De meest belangrijke foutenbronnen en de haalbare nauwkeurigheden worden besproken. Een vergelijking met GPS en waterpassen, en de moge lijkheden voor een integratie van interferometrisch SAR met GPS en waterpassen zullen de serie afronden. mee de snelheidscomponent van de sensor in de richting van het doel, con tinu verandert. Door de informatie uit het Doppler-effect te gebruiken naast de informatie uit de reflecties zelf, kan op kunstmatige wijze een beeld wor den vervaardigd met een betere azi- mut-resolutie. Het verkregen beeld is vergelijkbaar met een beeld dat zou worden verkregen wanneer een (hypo thetische) antenne zou worden ge bruikt, waarvan de lengte gelijk is aan de afstand tussen de posities 1 en 2. De antennelengte is dan even groot als de breedte van de footprint van een puls. Deze synthetische antennelengte wordt nu de synthetische apertuur ge noemd. De op deze manier verkregen azimut-resolutie is gelijk aan de helft van de werkelijke, fysische antenne lengte. Een belangrijk gevolg hiervan is dat de azimut-resolutie onafhanke lijk is van de afstand tussen sensor en aardoppervlak. Dit is in te zien door- Fig. 2. dat een vergroting van deze afstand Principe van een grotere footprint betekent, waar- synthetische door een grotere synthetische apertuur apertuur radar mogelijk is. Ondanks de grotere af- (SAR). stand kan door de langere waarnemingstijd dus toch dezelf de azimut-resolutie worden bereikt. Een ander belangrijk gevolg is dat een verkleining van de antennelengte gunstig is voor de azimut-resolutie. Dit staat in schril contrast met de situatie voor optische systemen of „normale" radarsyste men, waar juist een vergroting van de antenne nodig is om een hogere resolutie te halen. Overigens is deze minimale antennelengte natuurlijk begrensd: om de gereflecteerde echo's goed te kunnen detecteren, is een bepaalde mini mumlengte vereist, gebaseerd op de specifieke eigenschap pen van de radar. SAR-beeld Na verwerking van de echo's kan een beeld van het aard oppervlak worden vervaardigd. Een voorbeeld van zo'n SAR-beeld is het in fig. 3 getoonde intensiteitsbeeldhierin wordt de sterkte of intensiteit van het weerkaatste signaal als grijswaarde weergegeven. Dit intensiteitsbeeld is samen gesteld uit pixels (picture elements). Ieder pixel bestaat uit het weerkaatste signaal van het overeenkomstige gebied op het aardoppervlak. Het pixel is wit wanneer een groot deel van de uitgezonden puls richting sensor wordt gereflecteerd en zwart wanneer slechts een klein gedeelte van de puls naar de sensor wordt weerkaatst. De verstrooiingseigenschappen van een gebied zijn op een ingewikkelde manier afhankelijk van meerdere factoren, zoals de chemische en fysische ei genschappen van het terrein en de polarisatie en golflengte van de puls. Een veel gebruikte vuistregel is: „hoe helderder het pixel, hoe ruwer het terrein". Doordat de radar met een vaste invalshoek het terrein „belicht", zal een perfect vlak horizontaal oppervlak zich als een spiegel gedragen: de in valshoek van de straling is gelijk aan de hoek van terugkaat sing. Er wordt in dit geval dus geen echo door de radar waargenomen, waardoor het radarbeeld zwart blijft. Een zeer ruw oppervlak daarentegen weerkaatst de invallende straling in vele richtingen, waaronder een significant deel terug naar de radar. Dit gebied is wit in het radarbeeld. In fig. 3, een SAR-beeld opgenomen in februari 1996, is een aantal van deze eigenschappen goed te zien. Het gladde ijs op het IJsselmeer geeft zeer weinig reflectie terug in de richting van de satelliet. De lichtere gebieden zijn niet- 157 GEODESIA 1997-4 svntetische antenne fysische antenne

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1997 | | pagina 9