JJO A'rN, i- V p A gr A g -)dür (3) _ül£ H ÊL GEODESIA de aarde, de opeenvolging in de richting naar de aarde toe. Volgen we deze vlakken, dan passeren we op een gegeven ogenblik de grens van de land- en zeetopografie, waarbij de gepasseerde massa wordt „vergeten". Dit noemt men de „analytische voortzetting" van het buitenaardse zwaarte- krachtsveld. Zo gaan we door tot het equipotentiaalvlak door het basispunt P\ is bereikt. Dit vlak noemen we de „geoïde door P{\ Maar wat hebben we nu eigenlijk ge kregen behalve een aantal fraaie volzinnen? Men definieert de „geoïde" weieens als „het" equipotentiaalvlak op ge middeld zeeniveau, maar dit blijft ook bij woorden. Fysi sche betekenis kan de „geoïde" dus nooit hebben, hooguit zou de geoïde als een soort kartografische afbeelding van het buitenaardse zwaartekrachtsveld kunnen dienen. Het woord „geoïde" kan desnoods nog als verzamelnaam voor de uitkomsten van de rechterleden van (1) en (2) worden gebruikt. oppervlak aarde "geoi'de" "__tPk,(W1,rk„gk,) 91' door P1 A r N k' k' M 5 CL ->> Binnen dit vage kader van definities gaan we nu een inter pretatie (en niet meer dan dat!) geven van formule (2). In [5] en [6] is bewezen dat voor de twee volgende gecombi neerde grootheden geldt: A W r. r, '1 A(ln—A(ln-i) ri8, ri r[ A W e e, -22 A(ln°i) A(ln_) r\ S i i i met Ptf respectievelijk Pp de projecties van Pen Pj op de „geoïde door P{\ dat wil zeggen deze gecombineerde grootheden hebben het effect van de zogenaamde „vrije- lucht reductie", maar denk erom: de gecombineerde groot heden gaan als zodanig de berekening in. Nu worden benaderde waarden aan het normaalzwaarte- krachtsveld van de referentie-ellipsoïde ontleend, waarbij deze ellipsoïde een equipotentiaalvlak is. Dan wordt, met R en G als gemiddelde waarden voor r en g. AW, r>fh RG Fig. 1. De verbanden tussen het aard oppervlak, de „geoïde"en de referentie ellipsoïde. A(ln— r, A(ln^) Ar,, - Ar, R Ag*. - Ag, Nk,-N, R en formule (2) wordt, met tijde lijk nul gesteld: Nk, - TV, R 1 4tr De overeenkomst tussen (1) en (3) blijkt nu duidelijk, op de invoering van het basispunt P\ na. Bovendien mag (3) alleen als een interpretatie van (2) worden beschouwd en nooit als een formule om mee te rekenen! Het mooie van formule (2) is, dat de „geoïde" niet in het model voorkomt. We maken nu nog vier opmerkingen: rn?i' P g, zijn, wat ik noem, vormelementen, dat wil zeggen invariant tegen een gelijkvormigheidstransformatie. Het maakt voor deze grootheden dus niets uit in welk schrankingsstelsel de covariantiematrix is berekend. Dit geldt dus ook voor R er worden alleen hoogteverschillen van de „geoïde" ten opzichte van P\ berekend. De hoogte N\ van P\ moet dus via GPS-meting worden bepaald; de hellingscorrectie van de „geoïde", zoals bepaald door De Min, kan worden verklaard door de door hem beschreven oorzaak en door het niet samenvallen van de oorsprong P'jy van het coördinaatframe en het massacentrum Pq van de aarde. Dit laatste maakt toevoeging van de 5"kterm ;n (2) noodzakelijk en is aanleiding tot een vervorming van de satellietbaan en de hieruit bere kende terrestrische coördinaten; in de afgelopen decennia zijn vele fouten en onzekerheden in water pasresultaten gebleken. Men heeft daarom gezocht naar controlemoge lijkheden en daarbij gedacht aan de 210

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1997 | | pagina 12