A wil de „buitenwacht" graag warm ma ken voor de mogelijkheden die de geo detische beroepsgroep te bieden heeft. Menigeen vond het plan een vooruit strevend maar goed initiatief en de vergadering stemde in bij acclamatie. In het tweede deel van de morgen wis selden enkele sprekers elkaar in hoog tempo af. M. J. P. M. Lemmens be sprak de ontwikkelingen bij het tijd schrift Geodesia. Namens de Stichting Geodesia vermeldde R. van Noord dat de geodesie-ambassadeurs aansluiting hadden gevonden bij de Go-infra campagne. En de voorzitter van Snel- lius, mevrouw M. M. Valk, ging in het kader van de clustering onder an dere in op de nieuwe wet MUB (Mo dernisering Universitaire Bestuurs vorm). Aangezien P. van der Molen niet aanwezig was, sprak J. C. Anne- veld namens de FIG. Helaas moest hij vermelden, dat ondanks het vele ge lobby van Van der Molen in Singa pore het secretariaat van de FIG toch naar Denemarken gaat. De voorzitter, namens de geodetische beroepsgroep tevens afgevaardigd voor de CLGE, gaf een overzicht van de activiteiten van de CLGE. Voor wie zich beroeps matig in andere contreien wenst te vestigen, men melde zich bij de voor zitter van de NVG. Tot slot werd aftredend penningmeester, mevrouw M. W. J. Rek-Van Leeuwen bedankt voor de grote inspanning die zij voor de NVG heeft geleverd. Ze werd opge volgd door mevrouw H. M. E. Ver hoef. Ondanks een vol programma was men toch op tijd voor de lunch. De middag stond in het teken van samenwerking tussen wetenschap en praktijk. Zes sprekers kwamen aan bod. Doel van de middag was inzicht te krijgen in de huidige vormen van samenwerking, het belang ervan en in ventarisatie van kansen in de nabije toekomst. Na een korte introductie, verzorgd door de vice-voorzitter van de NVG, M. Jellema, onderstreepte H. J. G. L. Aalders, die sprak namens de decaan van de Faculteit der Geode sie professor Bogaerts, nog eens het belang van een goede samenwerking voor wetenschap en praktijk. Wat be treft de faculteit is er samenwerking op het gebied van onderwijs, onderzoek en advisering. Aanschuifcolleges, zo mercursussen, post-academisch on derwijs en bedrijfscursussen, het zijn slechts enkele mogelijkheden voor de faculteit om tot een diepere samen werking met de praktijk te komen. Aalders benadrukte nogmaals dat de faculteit graag zou willen samenwer ken met de NVG en de desbetreffende werkgroep van de Nederlands Com missie voor Geodesie. Nu is het mijns inziens een wat heikele zaak om men sen met producten te vergelijken. Maar stel nu dat we de geodetisch in genieur als product beschouwen, de faculteit als leverancier en de maat schappij als klant, zou CPD dan in fei te niet een stuk service moeten zijn dat de faculteit verleent? Uiteraard zou hier voor de faculteit wat tegenover NVG-bestuur. V.l.n.r.: M. Jellema, M. Rek-van Leeuwen, J. Anneveld, W. ten Kate en R. van Noord. moeten staan. In ieder geval is de be reidheid van beide partijen (praktijk en wetenschap) om tot een verre gaande samenwerking te komen een goede zaak, die qua toegevoegde waar de verder reikt dan enkel de samen werking. Vervolgens kwam E. de Min van de Meetkundige Dienst van de Rijkswa terstaat aan het woord. Allereerst rela tiveerde hij de term „wetenschap", want wat voor de één praktijk is, is voor de ander nog steeds wetenschap. Hij ging in op het project „de geoïde van Nederland". Hoewel bij het grootste gedeelte van het project wei nig sprake was van samenwerking tus sen wetenschap en praktijk, ontstond er toch een nauwe vorm van samen werking, omdat voor de berekening van de geoïde een nieuw zwaarte- krachtnet nodig was. Al met al een geslaagd project voor De Min, die aan de samenwerking nog een betrekking overhield bij de Meetkundige Dienst. F. B. Rosman, werkzaam als universi tair docent op het gebied van het Grondbeleid, schetste een overzicht van de ontwikkelingen die de landin richting had doorgemaakt. De over gang van landinrichting als landbouw- bevorderend instrument tot instru ment van herinrichting in combinatie met decentralisatie van overheidstaken biedt nieuwe kansen voor samenwer king. Als voorbeeld van een geslaagde samenwerking noemde hij het promo tie-onderzoek van mevrouw A. M. Buis en de ontwikkeling van een soft warepakket ten behoeve van de toe deling. Een pakket, dat de spreker in samenwerking met het Kadaster zelf ontwikkelt met als doel interactiever bezig te kunnen zijn met toedeling. H. Krijnen van de NAM besprak het project „Geodetische Deformatie Analyse". Doel van het project was een strategie te ontwikkelen voor de verwerking van deformatiemetingen. Dit was nodig, omdat er ten gevolge van de aardgaswinning in Groningen bodemdaling plaatsvindt. Het unieke van het project was dat het goed aan sloot bij het reguliere onderzoek dat bij de afdeling Mathematische Geode sie en Puntsbepaling wordt verricht. Derhalve was er eigenlijk geen sprake van contractonderzoek. Hij vroeg zich overigens wel af ol de faculteit de juis te plaats is voor de software-ontwikke- ling die in het kader van het project had plaatsgevonden. Tot slot was het woord aan B. Kok van de RAVI. Hij roemde de bijdrage die de geodeet de algelopen jaren op het gebied van multidisciplinaire pro jecten heeft geleverd en zag grote kan sen weggelegd voor de geodeet in ove rige interdisciplinaire projecten. Ont wikkeling van een nationale kennisin frastructuur, standaardisatie van kwa liteit, het zijn slechts enkele gebieden, waarop de geodeet zijn bijdrage kan leveren in de nabije toekomst. Kok be sloot zijn betoog met de melding dat de geodeet in de toekomst een rol kan spelen bij het opzetten van een eventu eel Interdisciplinair GI Kennisinsti tuut. Gezien de grote hoeveelheid informa tie, mogelijkheden voor verdere sa menwerking en kansen voor de geo- 342 1997-7/8 GEODESIA

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1997 | | pagina 50