A TU Delft delijke projecten ingezet (5e Nauw- keurigheidswaterpassing, bijhouding kernnetpunten) en voor het inmeten van eigen referentiestations. Op lange re termijn zal het AGRS.NL voor een breder gebruik inzetbaar zijn. Een nieuw referentiesysteem? Het derde en laatste onderwerp van de middag droeg als titel ,,Een nieuw refe rentiesysteem voor Nederland?"en werd gepresenteerd door Jaap van der Veen (hoofd IGT/Geodesie). Hij ging in op de vraag: „Hoe definiëren we ligging (en hoogte) van objecten in een tijd perk waarin inwinning met GPS ge meengoed wordt?". Het gebruik van het GPS-kernnet en het AGRS.NL laten inhomogeniteiten in het be staande RD-stelsel zien, waardoor op termijn het stelsel minder aan de eisen van de gebruikers zal voldoen. Er zul len problemen ontstaan bij het inpas sen van GPS-metingen in het huidige stelsel en bij de uitwisseling en aanslui ting van bestanden. Immers RD-coör- dinaten, bepaald uit het kernnet of het AGRS.NL, zullen niet zonder meer passen bij de lokaal bekende RD-coör- dinaten. Daar staat echter tegenover dat de geconstateerde verschillen maximaal 25 cm bedragen en regio naal sterk gecorreleerd zijn. Dit bete kent dat voor een aantal gebruikers van het RD-stelsel wellicht met het huidige stelsel te leven valt. Voor een nieuw 3D-referentiestelsel ligt het voor de hand het AGRS.NL en het GPS-kernnet als geometrische infra structuur te kiezen. Op deze manier ontstaat een homogeen, stabiel en be schikbaar stelsel met een directe ver binding naar het Europese stelsel (ETRS89). Bovendien blijft RD/NAP na een mogelijke herdefiniëring als stelsel bestaan. Voor een herdefinië ring van het bestaande RD-stelsel zijn drie scenario's denkbaar. De eerste is handhaving van het bestaande RD- stelsel. Er verandert in dat geval niets, maar betekent wel dat er altijd proble men zullen optreden bij het meten in RD met GPS. De tweede optie is een eenmalige aanpassing van het bestaan de RD-stelsel, waardoor een homo geen stelsel ontstaat. Dit maakt toe passing van GPS en uitwisseling en aansluiting van bestanden eenvoudi ger. Het betekent echter wel dat er in spanningen moeten worden gedaan om geografische bestanden te conver teren; hier zijn uiteraard kosten mee gemoeid. De derde optie is een dyna misch RD-stelsel, wat betekent dat de coördinaten van het RD-stelsel conti nu aan veranderingen onderhevig zijn. Iedere bijhouding kan in principe lei den tot aanpassing van de coördina ten. Hoewel op deze manier een blij vend beste kwaliteit van het stelsel be staat, is dit voor de gebruiker moeilijk hanteerbaar. Na afloop van de laatste voordracht was er ruimte voor discussie. Hierin werd door Hans van Snellenberg de mening van het publiek gepeild. Het bleek dat een meerderheid van het pu bliek zich uitsprak voor scenario twee; een eenmalige stelsel-aanpassing. Er ontstond vervolgens een open en ge animeerde discussie, waarin echter wel de bewustwording waarneembaar was dat een dergelijke optie ook aan de ge bruikerskant inspanning vergt waar het gaat om de conversie van geografi sche bestanden. Tot slot dient te worden opgemerkt dat, alhoewel scenario twee onmisken bare voordelen biedt, er nog geen de finitieve keuze is gemaakt. Voordat het zover is, dient er nog verder onder zoek te worden verricht naar de gevol gen voor de gebruiker, hoe het één en ander te beheren en te faciliteren. René van der Velden De afstudeerscripties van de TU Delft, Faculteit der Geodesie, zijn te leen bij de bibliotheek, Thijsseweg 11, 2629 JA Delft, telefoon (015) 278 25 60 of 278 25 68. L. van den Berg (Afstudeerdatum: 29-11-96) In gebieden met grote topografiever- schillen zijn veel zwaartekrachtmetin gen nodig om met name de lokale va riaties in het zwaartekrachtsveld goed te kunnen beschrijven. Omdat zwaar tekrachtvariaties sterk gecorreleerd zijn met de variaties in de topografie, kan men topografie-informatie ge bruiken om een dichtere set van zwaartekrachtmetingen te genereren. Dit komt op hetzelfde neer als het re duceren van de zwaartekrachtmetin gen met behulp van de kleinschalige bijdragen van de topografie. In dit onderzoek is hiertoe een verge lijking gemaakt van verschillende me thoden om de aantrekking uit de to pografie te berekenen. Aan de hand van testdatasets van een gebied in Duitsland is de aantrekking, veroor zaakt door de topografie, voor ver schillende grootten van het integratie- gebied berekend volgens de analyti sche methode. Met behulp van 2D- Fourier technieken is vervolgens beke ken of aliasing, het effect van een te grove bemonstering van het zwaarte krachtsignaal, te verminderen is door gebruik te maken van de topografische aantrekking. Het effect van een onvol ledige aliasing-reductie is vertaald in een zo klein mogelijke geoïdebijdrage. De gebruikte methode leverde geen duidelijke uitspraak op over de opti male combinatie van het integratiege- bied met samplingafstand, echter wel indicaties en randvoorwaarden voor verbeterde analysemethoden. R. B. Haarbrink (Afstudeerdatum: 29-11-96) De belangstelling voor 3D-stadsmo- dellen is de afgelopen jaren sterk toe genomen. De informatie uit deze mo dellen kan namelijk worden gebruikt voor een groot aantal toepassingen, waarbij rekening moet worden gehou den met alle 3D-aspecten. Het gaat om toepassingen zoals stadsplanning, architectuur, monumentenzorg, tele communicatie en GPS-planning in de binnenstad, waarbij een 2D-represen- tatie veelal niet meer voldoet. 344 1997-7/8 SCRIPTIES Faculteit der Geodesie Het gebruik van topografie voor aliasing-reductie van zwaarte- krachtgegevens GEODESIA Automatisch genereren van 3D-stadsmodellen uit punten- wolken

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1997 | | pagina 52