gen in het beleid ten aanzien van verstrekking van over
heidsinformatie zijn alleen realistisch als deze aansluiten
bij de huidige organisatie van het openbaar bestuur (hoe
ver oplossingen kunnen afliggen van de status quo, bleek
in de tweede bijeenkomst een punt van discussie);
er dient aandacht te zijn voor adressering en vorm van
vraagpunten; de vraagpunten die in de discussie naar
voren komen, moeten soms op verschillende plaatsen en
in verschillende vorm worden geagendeerd. Daarbij
wordt gedacht aan bewindslieden (staatssecretarissen
BIZA en VROM, minister EZ), kamerleden, de Ravi als
collectief, individuele Ravi-deelnemers en hun manage
ment, bedrijfsleven, gebruikers, aanbieders of het werk
veld als geheel. Bij de vorm kan men denken aan een
studie, nota, gesprek, discussie of brief.
De Ravi werd het in de februari-discussie niet eens over de
vraag welke algemene principes er in de praktijk van het
GI-werkveld moeten worden gevolgd:
vrije dataverstrekking versus kostendekkendheid;
waar ligt de grens tussen overheid en markt.
Bij deze punten werd opgemerkt dat de discussies over deze
principes niet zijn gediend met zwart/wit-redeneringen,
maar dat nuancering past naar organisatie, verschillende
dataproducten en situaties. Daarbij kan het een hulp
middel zijn om niet over beginselen te discussiëren, maar
over de knelpunten die de werkvloer ervaart rondom com
mercialisering en prijsvorming.
In maart 1997 heeft het Ravi-bestuur in Lissabon (tijdens
een studiereis in Portugal), besloten tot een tweetal acties.
Ten eerste moet aandacht worden besteed aan het begrip
penkader rondom commercialisering en prijsvorming; dit
wordt door het Ravi-secretariaat uitgewerkt. Ten tweede
zal de Ravi op politiek niveau onduidelijkheid en eventuele
strijdigheid in politieke doelstellingen aankaarten. Er is on
duidelijkheid over het beleid dat de Rijksoverheid nastreeft
ten aanzien van commercialisering, prijsvorming en toe
gankelijkheid van gegevensbestanden van de overheid (uit
spraken van staatssecretaris Kohnstamm, de BIOS-3 nota
„Terug naar de Toekomst" [5], het rapport „Markt en
Overheid" van EZ [4], [6]). Daarbij wordt gedacht aan een
actie richting de coördinerend bewindsman van VROM,
de staatssecretaris van BIZA en een actie richting parle
mentsleden.
Opnieuw komt in de discussie naar voren in hoeverre het
wenselijk is om bij oplossingen van knelpunten die op
treden bij commercialisering de status quo ter discussie te
stellen. Een aantal bestuursleden is van mening dat dit niet
per definitie moet worden uitgesloten.
Inhoud van de kabinetsnota
Op 6 juni 1997 heeft het kabinet de nota „Naar toeganke
lijkheid van overheidsinformatie" [3] uitgebracht. Deze
nota bevat een eerste standpunt van het kabinet en beleids
voornemens. Door het algemeen overleg in het kader van
het Nationaal Actieprogramma Elektronische Snelweg
(NAP) was om deze nota gevraagd. De nota geeft aan dat
378
de overheid nog worstelt met basis
vragen: welke overheidsinformatie
moet elektronisch toegankelijk wor
den gemaakt, voor wie, waarom, hoe
en tegen welke prijs?
De nota onderscheidt drie categorieën
overheidsinformatie:
basisinformatie van de democrati
sche rechtsstaat, zoals wetten, rech
terlijke uitspraken en parlementaire
informatie;
bestuurlijke informatie onder de wet
Openbaarheid van Bestuur (WOB);
dit is informatie die een „bestuurlij
ke aangelegenheid" betreft en daar
om kan worden opgevraagd door
burgers of organisaties (passieve
openbaarheid);
elektronische gegevensbestanden
van het bestuur; dit zijn de gege
vensbestanden die de overheid op
bouwt voor onderzoeken, het voe
ren van registers, het administreren
en uitvoeren van bestuurstaken en
voor het ondersteunen van bestuurs
taken.
Naar
van
toegankelijkheid
overheidsinformatie
1997-9
GEODESIA