over de wijze waarop de richtlijnen
van „markt en overheid" in de prak
tijk van de informatievoorziening
moeten worden toegepast.
Financiering van toe
gankelijkheid
In de praktijk moeten door overheids
organisaties werkzaamheden worden
verricht om gegevensbestanden toe
gankelijk te maken. Er moeten dus
kosten worden gemaakt. In de praktijk
zal het nog niet veel voorkomen dat
een burger of bedrijf een volledig gege
vensbestand wil afnemen zonder enige
bewerking voor de leverancier. Veel
vaker zal er bijvoorbeeld een selectie
worden gevraagd van een bestand, van
gegevens in een bepaalde vorm (bij
voorbeeld adressen op stickers), van
digitale in plaats van papieren infor
matie of wordt er een concrete in
formatievraag gesteld. Soms kunnen
de kosten van extra activiteiten wor
den betaald uit de algemene middelen.
In de praktijk wordt vaak het profijt
beginsel toegepast en worden de kos
ten van het beantwoorden van een
dergelijke specifieke vraag geheel of
gedeeltelijk toegerekend aan de afnemer. Ter illustratie
moge dienen de gemeentelijke initiatieven om in het kader
van OL2000 vastgoedbalies in te richten. Deze balies die
nen vrijwel allemaal „budget-neutraal" te worden opgezet.
Dit betekent dat naast een interne efficiency-verbetering bij
de gemeente de afnemer moet betalen voor de opgezette
dienst. Naar de opvatting van de Ravi mogen kosten van
het toegankelijk maken worden toegerekend aan de af
nemers van die informatie. Wel is het gewenst om tot een
algemene regeling te komen waarin kaders worden gesteld
voor beredeneerde prijzen. Op dit moment bestaat er een
grote diversiteit in prijzen, die kan leiden tot grote onge
lijkheid in behandeling van afnemers.
Daar waar de beantwoording van specifieke informatie
vragen niet tot de publieke taak wordt gerekend, wordt het
toegankelijk maken overgelaten aan het bedrijfsleven. De
kabinetsnota kondigt een algemene regeling aan voor de
toegankelijkheid van gegevensbestanden. Deze regeling
moet de volgende elementen bevatten:
uniforme voorwaarden voor het contracteerbaar stellen
van overheidsinformatie;
uitgeven van licenties voor het bewerken en exploiteren
van bestandsgegevens door het bedrijfsleven;
tegengaan van monopolievorming.
De genoemde elementen behoeven niet in strijd te zijn met
de gegroeide praktijk. Alvorens tot een regeling wordt
gekomen, dient er wel een helder inzicht te bestaan in de
huidige praktijk. In de discussie in de Ravi is naar voren
gebracht dat het nog de vraag is in hoeverre het bedrijfs
leven overgaat tot het toegankelijk maken van overheids
informatie. In de huidige praktijk van de GI dient het
bedrijfsleven zich nog nauwelijks aan als afnemer van over
heidsinformatie. Het is denkbaar dat, wanneer de overheid
zich afzijdig houdt van extra activiteiten om informatie toe
gankelijk te maken, er in de praktijk niets gebeurt en de
samenleving verstoken blijft van het gebruik van overheids
informatie.
interbestuurlijke toegankelijkheid
ontbreekt in de nota
Een punt dat in de nota ontbreekt, is de toegankelijkheid
van gegevensbestanden van de overheid voor andere over
heidsorganisaties. In de praktijk van de geo-informatie
blijkt de interbestuurlijke toegankelijkheid door professio
nals als grootste probleem te worden ervaren. Enerzijds
gaat het om informatieplichten die bij wet moeten worden
geregeld en waarvoor nog geen adequate vergoedingsrege
ling is ontwikkeld, bijvoorbeeld art. 119 Gemeentewet.
Anderzijds gaat het om onverplichte informatieverstrekkin
gen. In de praktijk worden overheden als afnemer zeer
verschillend behandeld. Soms krijgen zij de informatie vrij
wel gratis, soms wordt er door een verstrekkende overheid
geen enkel onderscheid gemaakt tussen afnemers van in
formatie.
Op het punt van de verplichte informatieverstrekking is
naar de opvatting van de Ravi spoedig de uitwerking van
een regeling nodig. Naar de opvatting van de Ravi dient
381
GEODESIA
1997-9
Ministerie van Economische Zaken
Eindrapport Werkgroep
Markt en Overheid