de schietloodafwijkingen (^0> "Ho) in
het basispunt;
de geoïdehoogte (Nq) in het basis
punt.
Als men alleen de horizontale coördi
naten wil berekenen, dan is de aan
name van <\>q, X() en Ao op de gekozen
referentie-ellipsoïde in de praktijk
dit geldt zeker voor een vlak land als
Nederland met weinig (grote) massa
onregelmatigheden in de bodem al
voldoende. Ais men bovendien de
hoogten van (gewaterpaste) punten
boven de ellipsoïde wil berekenen,
moeten ook <^0> "Ho en No worden vast
gelegd. Tevens moet het verloop van
de geoïde worden bepaald uit zwaarte
krachtdata.
Oriëntatie van de Bessel-
ellipsoïde in Nederland
In veel landen, onder andere in België,
zijn voor de oriëntering van de refe
rentie-ellipsoïde in het basispunt as
tronomische breedte-, lengte- en azi-
mutbepalingen gedaan. Vervolgens
heeft men de ellipsoïdische (j>o, A-o en
Ag gelijkgesteld aan de waargenomen
astronomische grootheden. Deze me
thode heeft twee nadelen:
als de astronomische waarnemingen
niet zo erg nauwkeurig zijn, zijn de
ellipsoïdische waarden ook onnauw
keurig; dit beïnvloedt de ligging van
het hele driehoeksnet;
als ten gevolge van massa-onregel
matigheden in de bodem de richting
van de zwaartekracht enigszins af
wijkt, dus als er een grote schiet
loodafwijking is in het basispunt,
komt de ellipsoïde, die raakt aan de
geoïde in het basispunt, scheef te lig
gen ten opzichte van de rest van het
land.
We mogen er trots op zijn dat in
Nederland omstreeks 1900 een betere
methode is gebruikt om de oriëntatie
te bepalen van de Bessel referentie
ellipsoïde alsmede de ligging van het
basispunt op deze ellipsoïde, de Onze
Lieve Vrouwetoren te Amersfoort.
Daartoe heeft de toenmalige Rijks
commissie voor Graadmeting en
Waterpassing eind vorige eeuw op ver
schillende (primaire) stations astro-
geodetische waarnemingen laten ver
richten. Zo heeft men, onder leiding
Fig. 2.
Het universaal
instrument van
A G. Repsold
waarmee op acht
primaire stations,
door oud luite
nant-ter-zee I
R. Posthumus
Meyjes, met grote
precisie breedte- en
azimutbepalingen
zijn uitgevoerd.
(Foto: J. P. Stolp,
Universiteits-
van de Leidse hoogleraar H. G. van de
Sande Bakhuyzen (1838-1923) in
1893/94 te Ubachsberg astro-geode-
tische waarnemingen verricht [14].
Vervolgens heeft men tussen 1896 en
1899, ditmaal onder leiding van de
Utrechtse hoogleraar J. A. C. Oude
mans (1827-1906), op dertien ver
schillende stations verspreid over het
gehele land (echter niet te Amersfoort)
eveneens astro-geodetische waarne
mingen verricht [13]. Op deze veer
tien stations werden geografische
breedte en azimut naar een naburig
punt bepaald met behulp van univer-
saal-instrumenten van Repsold, af
komstig van de Utrechtse en Leidse
sterrenwacht (fig. 2). Daarnaast werd
te Leiden (Sterrenwacht) en te
Ubachsberg de geografische lengte be
paald. Op de overige stations werden echter geen lengtebe
palingen uitgevoerd, daar een nauwkeurige lengtebepaling
moeilijk was in die tijd: men beschikte niet over nauw
keurige transporteerbare klokken.
museum te
Utrecht.)
Vanuit deze astro-geodetische stations heeft H. Heuve-
link (1861-1949), als hoogleraar in de geodesie verbonden
aan de Polytechnische Hogeschool te Delft, in 1903 via het
hoofddriehoeksnet de breedte van Amersfoort en het azi
mut van de zijde Amersfoort - Utrecht berekend. Zo
doende verkreeg men dertien verschillende breedten en
A
f r
Door in juli 1885 door de straten van Utrecht een
lokale driehoeksmeting uit te voeren, was prof. J. A. C.
Oudemans in staat de horizontale afstand tussen de
Domtoren en sterrenwacht Sonnenborgh te bepalen,
waaruit het geodetische breedteverschil Domtoren -
sterrenwacht kon worden afgeleid, namelijk 18",74.
Hierdoor was het mogelijk de in 1896 bepaalde geogra
fische breedte van de Domtoren te controleren met die
van de sterrenwacht (meridiaanzaal) die op verschillende
manieren en met diverse instrumenten was bepaald tus
sen 1857 en 1903. (Tekening: J. A. C. Oudemans,
archief Universiteitsmuseum te Utrecht.)
425
GEODESIA
1997-10
Curiosum
Domtoren
Pilaar
universaal instrument
Meridiaanzaal
Sterrenwacht 'Sonnenborgh'