paard ging. Uiteindelijk is de omvang
van HlSinfo na het oplossen van de
bovenstaande problemen terugge
bracht van 32 MB tot 14 MB. Om de
selectiemogelijkheden binnen NAPgis
te vergroten, is naast HlSinfo gebruik
gemaakt van een namenbestand met
alle plaatsnamen van Nederland (af
komstig van de TOP250vector) en
een tabel met de namen, nummers en
RD-coördinaten van alle topografi
sche ondergronden.
Het bouwen van NAPgis in ArcView 2
is uitbesteed aan Logisterion Auto
matisering in Rotterdam. Twee eisen
hebben de ontwikkelaars daar nogal
wat hoofdbrekens bezorgd:
bij het in- en uitzoomen moesten de
symbolen en peilmerknummers mee
vergroot en verkleind worden (stan
daard doet ArcView 2 dat niet);
de mogelijkheid om, waar de peil-
merken dicht bijeen liggen, over
lappende peilmerknummers te ver
plaatsen en deze verplaatsing ook te
bewaren.
Beide functionaliteiten zijn nu stan
daard in ArcView 3 aanwezig, dus de
vraag was zeer legitiem. Helaas kwam
ArcView 3 beschikbaar op het mo
ment dat NAPgis al bijna klaar was.
Voor het gebruik van NAPgis als in
formatiesysteem (fig. 5) zijn verschil
lende ingangen gebouwd. Op de vol
gende manieren kan men bij een be
paald blad of locatie komen:
invoeren van bladnummer of
-naam;
aanklikken van het blad op een over
zichtskaart van Nederland;
invoeren van x- en y-coördinaten
(in RD-stelsel);
invullen van de plaatsnaam.
Fig. 3.
Uitsnede van de
peilmerkkaart,
schaal 125 000.
Vervolgens kan informatie worden
opgevraagd over de peilmerken. Dit
kan door het intypen van het peil-
merknummer of aanklikken van het
bijbehorende symbool, waarna een
tabel met informatie betreffende
hoogte en locatie van dat punt ver
schijnt. Op gelijke wijze kunnen ook
historische gegevens van peilmerken
worden opgevraagd. Deze geven in
formatie over de stabiliteit van het
peilmerk.
Fig. 4.
Uitsnede van
de nieuwe peil
merkkaart,
schaal 150 000.
'32° 'Gerpeén
495
GEODESIA
I997-»
rstr&eï
y.i Gegrti^y
SchD.utgmya
ine n huls
Steenfabriek,
UnyegëjTJdaj
bovenste Pok
Vagpntnaen±