A Alle verzamelde punten, lijnen en vlakken vormen samen het Digitale Terrein Model (DTM). Voor een 3D-visua- lisatie wordt meestal gebruikgemaakt van verschillende soorten en combinaties van inwinningstechnieken. Zo be staat een 3D-model van de nieuwe snelweg uit een DTM van het maaiveld en een DTM van de snelweg zelf. Het maaiveld-DTM is bijvoorbeeld ingewonnen met behulp van digitale fotogrammetrie of laseraltimetrie, terwijl het snelweg-DTM een combinatie is tussen ontwerpgegevens van de snelweg en terrestrisch bepaalde informatie. De ver schillende DTM's worden samengevoegd tot één DTM. Uit dit DTM wordt vervolgens met behulp van interpola tietechnieken een driehoekenmodel (TIN) gegenereerd [1], Hoewel het eindresultaat van een 3D-visualisatie meestal glossy beelden oplevert, is het model wel degelijk gebaseerd op werkelijke coördinaten en zit de meeste inspanning in de opbouw van het TIN-model. Beelden die met behulp van een computer zijn gemaakt, wekken echter nog vaak wantrouwen. Met een computer is het immers gemakkelijk om zaken mooier te doen voorkomen dan in werkelijkheid. Het is daarom belangrijk dat de 3D-visualisatie niet op zich staat, maar altijd wordt gebaseerd op actuele terreinop namen. Terugkoppeling naar de oorspronkelijke geometri sche gegevens moet te allen tijde mogelijk zijn. Ook moe ten geometrische mutaties makkelijk en snel aan het TIN- model zijn toe te voegen. Deze mutaties worden dan ook meteen zichtbaar in de 3D-visualisatie. Aan het geometrisch correcte beeld van de werkelijkheid worden vervolgens rasterbeelden van de werkelijkheid toe gevoegd. Hiervoor kunnen verschillende soorten raster beelden worden gebruikt. Zo worden ortho-luchtfoto's [2], satellietbeelden of gescande kaarten over het TIN-model getrokken ofwel „gedraped" (fig. 3). Onthoekte gevelop namen van huizen of gebouwen worden in het model tegen de bijbehorende gevel geplakt. Rasterbeelden van bijvoor beeld gras, stoeptegels of water (texturen) worden gebruikt om het 3D-model een nog realistischer karakter te geven. De texturen worden gekoppeld aan overeenkomstige ele menten uit het geometrische model. Een laatste stap is het verwerken van de zogenaamde land schapsinformatie. Hieronder worden variabelen verstaan, die de realiteitswaarde van het model verhogen. Gedacht kan worden aan variabelen zoals zonnestand, mist, achter gronden en eigenschappen van de verschillende texturen. Hoewel dit op het eerste gezicht weinig met geodesie te maken heeft, is deze stap de finishing touch die de realiteits waarde van het model sterk verhoogt. Rendering Het TIN-model bestaat nu uit ver schillende vector-elementen met daar aan gekoppeld een database van raster beelden. Voorts zijn er bij de land schapsinformatie voor het bestand een aantal voorwaarden gedefinieerd. Het model is werkelijk in drie dimensies opgebouwd en kan het best worden vergeleken met een maquette in het geheugen van de computer. Echter om het model te kunnen bekijken, zal de driedimensionaliteit van het model moeten worden getransformeerd naar het tweedimensionale beeldscherm. Deze transformatie wordt in principe door elk 3D-CAD-pakket (bijvoor beeld AutoCad en MicroStation) uit gevoerd. Het 3D-model wordt hierbij afgebeeld op het platte beeldscherm. Deze manier van weergave, waarbij het model is afgebeeld in vectoren, wordt wireframe-mode (fig. 4) ge- Fig. 1. noemd. Het valt niet mee om vanuit 3D-Visualisatie deze brei van punten, lijnen en vlak- van de uitbreiding ken de juiste structuren en visuele van een vuilstort- hiërarchie af te leiden. Om tot een plaats. duidelijk inzicht van een situatie te komen, is het belangrijk dat alleen die elementen worden weergegeven, die zichtbaar zijn vanuit de door de toe schouwer gekozen gezichtshoek. Hier voor worden de zogenaamde rende ring-technieken gebruikt. De algoritmen van de rendering-tech- Fig. 2. niek bepalen eerst welke elementen Frame uit de zichtbaar zijn voor de toeschouwer en animatie ten verrasteren vervolgens het vectorbeeld. behoeve van De rendering-technieken die bestaan, de aan te leggen verschillen onderling vooral in de laat- snelweg. ste stap. De eerste stap is voor de ver- 500 1997-1' GEODESIA

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1997 | | pagina 22