Het tweede deel van het boek bevat vijl hoofdstukken over het ontwerp van geodetische netwerken, voorafgaande aan de metingen: 8. Introductie in optimalisering van het netontwerp. 9. Formulering van criteria voor een optimaal ontwerp. 10. Modellering en oplossing van optimaliseringsproble men. 11Ontwerp van deformatienetwerken. 12. Voorbeelden van netontwerp. Het ontwerpprobleem wordt opgedeeld in de volgende stappen (zie ook [3]): Zero-Order Design de keuze van een referentiesys teem en coördinaatdefinitie; First-Order Design de keuze van de locaties van de punten en het meetplan; Second-Order Design de keuze welke waarnemingen tussen de stations worden ver richt en hun precisie (instrumen tarium); Third-Order Design verdichting en aanpassing van een bestaand netwerk. Persoonlijk vindt ik deze indeling niet erg bruikbaar. Op Zero-Order niveau valt er in de praktijk weinig te ontwer pen, Third-Order Design is in leite een herhaling van stap pen en de plaats van de aansluiting is in deze indeling niet geheel duidelijk. Bij First-Order Design (FOD) wordt het optimale functiemodel bepaald, uitgaande van een gegeven kansmodel, teiwijl bij Second-Order Design (SOD) het kansmodel wordt gevarieerd om aan de criteria te voldoen, bij een gegeven configuratie (functiemodel). In de land meetkundige praktijk beperkt men zich tot FOD, waarbij bovendien de locaties van punten en de mogelijkheden voor onderlinge meting aan sterke beperkingen onderhevig zijn. Aardig in dit verband is de volgende zinsnede van prof. Alberda uit 1974 die in het boek wordt aangehaald: „inparticular with respect to terrain difficulties and the choice ofmethods of measurement, the plamiing of networks means in practice that one starts with a solution that is feasible under the given circumstances and available material means, and then introduces improvements until the plan is not too expensive and good enough De auteur maakt daarnaast onderscheid tussen „trial and error" en analytische ontwerpmethoden. In het eerste geval wordt een beoogd netontwerp doorgerekend op precisie en betrouwbaarheid (de HTW spreekt in dit verband van sterkteberekening). Na gerichte aanpassing van de zwakke plekken van het ontwerp wordt de kwaliteit opnieuw ge analyseerd. Dit is de in Nederland gebruikelijke aanpak, op de Faculteit der Geodesie krijgen derdejaars studenten een ontwerpoefening volgens deze methode. Het principe van de analytische ontwerpmethoden is dat ook de noodzakelijke verbeteringen aan het netontwerp door de computer worden berekend. Op basis van bijvoor beeld een criteriummatrix die de gewenste relatieve precisie van de coördinaten weergeeft, wordt een optimale meetop- zet (functie en/of kansmodel) aangepast. Immers, de va- riantiematrix van de coördinaten wordt bepaald uit het aangenomen functie- en kansmodel. Omgekeerd kan men dan trachten het functie- of kansmodel te bepalen, dat resulteert in een variantiematrix die zo goed moge lijk past bij de gespecificeerde crite riummatrix. Hiervoor staan grofweg twee methoden ter beschikking. Men kan differentiële positieverplaatsingen van de punten berekenen (FOD) of de optimale gewichten voor de waarne mingen bepalen (SOD). In alle geval len is het essentieel dat wordt uitge gaan van een in het terrein realiseerba re startoplossing en dat de beperkte mogelijkheden om de locaties van punten of de gewichten van waarne mingen te wijzigen, als restricties in het optimaliseringsprobleem worden meegenomen. Het geoptimaliseerde netontwerp moet namelijk wel in het terrein en met de beschikbare appara tuur realiseerbaar zijn. Daarmee komt men terecht bij technieken uit de line aire of kwadratische programmering die wiskundig en rekentechnisch be duidend lastiger zijn dan kleinste- kwadraten. Naast precisie en betrouwbaarheid als criteria voor de geometrische kwaliteit voert de auteur terecht ook de kosten op als criterium voor de kwaliteit van een netontwerp. Helaas is het ook in dit boek niet gelukt dit aspect goed kwantificeerbaar te maken. De model lering van kosten beperkt zich tot het minimaliseren van de meetprecisie (goedkoper instrumentarium). Daar mee wordt wel tegengegaan dat opti malisering van het netontwerp door slaat in maximalisering van de precisie, maar wordt geen beperking van het aantal punten en metingen bereikt. Belangrijk bij de specificatie van crite ria is het onderscheid in netwerken met een algemene en een bijzondere doelstelling („general purpose" versus „special purpose networks"). Bij net werken met een algemene doelstelling, zoals verdichting van de grondslag, is vooral een homogene kwaliteit van be lang: het netwerk dient ongeveer over al dezelfde kwaliteit te hebben, niet slechter, maar ook niet veel beter dan de gestelde kwaliteitscriteria. In de praktijk is een afzonderlijke sterktebe rekening van dit soort netwerken nau welijks meer nodig, omdat uit onder- 520 I997-" GEODESIA

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1997 | | pagina 42