A
1 2
De resultaten van bovenstaande kalibraties worden in de
software ingevoerd en in het *.INI-bestand opgeslagen. De
software zal deze kalibratieconstanten gebruiken om de
ruwe data te corrigeren alvorens ermee te gaan rekenen.
Doordat alle instellingen en ruwe data worden opgeslagen,
is het eenvoudig om de resultaten na te rekenen. Deze be
rekeningen zijn uitgebreid getest met behulp van reken
machine en spreadsheets om zeker te zijn dat hierin geen
fouten zitten.
Praktijk
Op papier lijkt het allemaal heel erg mooi te kloppen, maar
wat is het systeem echt waard? Wat is de eindnauwkeurig-
heid? Zijn metingen te herhalen? Sluit het aan bij het droge
werk? Heeft het systeem last van algen en mosselgroei?
En vooral: is dit systeem bruikbaar? Na 140 geslaagde
metingen valt hier natuurlijk wel wat van te zeggen.
Gezien de omstandigheden (verticale wand) en de locatie
(tot 15 m onder water) is de nauwkeurigheid waarmee de
metingen worden verricht, hoog te noemen. De hoge
nauwkeurigheid is mogelijk door naast het gebruik van
precisie-apparatuur een kwaliteitscontrole in te bouwen
waardoor de zwakke plekken en de fouten van het systeem
duidelijk worden. Naast het kalibreren zijn er nog twee
methoden om de kwaliteit van het meetwerk in de gaten te
houden. Aan de ene kant door te kijken of de metingen
herhaalbaar zijn, aan de andere kant door de aansluiting
van het natte met het droge werk te controleren.
Eén van de beste manieren om dit systeem te testen, is
kijken of de metingen herhaalbaar zijn. Daartoe werd na
een maand teruggegaan naar een eerder gemeten locatie om
deze opnieuw te meten. Na het verwerken van de data was
het mogelijk de twee metingen met elkaar te vergelijken.
Het gemiddelde verschil was 0,016 m met een standaard
deviatie van 0,008 m (2(7, 95%). Ook in andere gevallen
zijn de verschillen in deze orde van grootte.
Fig. 11.
Vergelijking
propagatie
snelheden.
Fig. 12.
Verschilmeting
propagatie
snelheden.
Fig. 13.
Standaarddeviatie
wandmeting.
Door de wisselende waterstanden in
de sluis komt het voor dat de data van
de droge meting een overlap hebben
met de data van de natte meting. Hier
door is het mogelijk om deze twee
meetmethoden tegen elkaar af te zet
ten. Uit berekeningen van de data van
de noordwand bleek dat er gemiddeld
0,034 nt verschil, met een standaard
afwijking van 0,024 m (2a, 95%), zit
tussen het droge en het natte werk,
waarbij het natte werk verder weg ligt
van de centerlijn van de sluis dan het
droge. Ook de zuidwand vertoont een
verschuiving van dezelfde orde in de
zelfde richting. De oorzaak hiervan
moet worden gezocht in de doorbui
ging en de koersfout van de paal. In
overleg met de opdrachtgever is beslo
ten om het natte werk aan te sluiten
op het droge werk door alle „natte"
data naar de „droge" data te trans
leren. Natuurlijk los je hier het pro
bleem niet mee op, maar verplaats je
het naar de dieper gelegen metingen.
Met deze verschuiving naar de onder
ste regionen kon de opdrachtgever
leven, omdat ook bekend is dat het
hier om een vaste fout van drie centi
meter per wand gaat.
I997-I*
GEODESIA
Software
Verschilmeting propagatiesneldheid
(pietje - ijkplaat)
4
2 0
o
w
-2
-4
-6
-8
-10
-10 -12
Diepte t.o.v. N.A.P. [m]
Meetnauwkeurigheid
Herhaalbaarheid
1470
1468
1466
1464
1462
1 1460
1458
1456
1454
1452
1450
Vergelijking propagatiesnelheden
(piefje en ijkplaat)
Piefje
Ukplaat
Diepte t.o.v. N.A.P. [m]
Aansluiting
Meetpaal
Standaard deviatie wandmeting.
0010
-zeeg
hellingmeter
tachymeter
- koersfout
- echolood
-totaal
Afstand langs de paal [m]
540