aangenomen, maar dit kan ook bijvoorbeeld een referentie ellipsoïde /.ijn. Doordat dit voorspelde patroon wordt af getrokken van de meting, blij it alleen de topografie (c) over. Voorbeeld: de Veluwe De toepassingen van SAR-interferometrie voor het maken land beperkt, van digitale terreinmodellen zijn in ons aangezien de beperkte grootte van Nederland dekkende terrestrische en vliegtuigmetingen relatief eenvoudig mogelijk maakt. Daarom moet het nut van dit type hoogtemetingen vooral worden gezocht in het feit dat makkelijk grote oppervlakten kunnen worden gemeten met sterk variërende terreinkarakteristieken. Toch tonen we ter illustratie in fig. 4 het interfero- metrische hoogtemodel van één van de weinige heuvels in midden-Neder land: de Veluwe. De beide SAR-beel- den zijn opgenomen op 12 en 13 ok tober 1995, en hebben een interfero- metrische basislijn van ongeveer 324 nr. Door deze relatief grote basis lijn is de configuratie behoorlijk ge voelig voor hoogte. Het betreft hier een hoek van een satel lietbeeld, waardoor de rechter onderhoek buiten het beeld valt. Ter oriëntatie zijn vier plaatsnamen in de afbeelding genoemd. Het „unwrappen" van de fase Zoals hiervoor is uitgelegd, is de absolute interferometri- sche fase evenredig met het afstandsverschil tussen de twee antenneposities en de pixel. Dit afstandsverschil kan wor den uitgedrukt in een geheel aantal malen de golflengte (2te) plus een fractie van de „laatste" golflengte. In een interferogram kunnen we van de absolute interferometri- sche fase slechts deze laatste fractie be palen; het aantal hele golflengten dat hieraan voorafging, is in eerste in stantie onbekend. Hierdoor ontstaat een zogenaamd meerduidigheden- probleem: voor elke pixel moet het ge hele aantal golflengten in een apart verwerkingsproces worden bepaald. Dit proces wordt het unwrappen van de fase genoemd. Fig. 5 toont twee voorbeelden. In fig. 5a is verondersteld dat de absolute interferometri- sche fasewaarden op een rechte lijn liggen. Dit komt on geveer overeen met een constante helling in het terrein. Meten kunnen we slechts een relatieve fase tussen -7t en n. Doel van het unwrappen van de fase is het aantal hele golflengten van pixel tot pixel te bepalen. Onder de rand voorwaarden dat de interferometrische fase in elk pixel kan worden gemeten („continuïteit") en het faseverschil tussen \r Ir 7 pixel Fig. Het afstands verschil tussen een pixel in het terrein en de beide antennes. Fig. 2. Het verband tussen een fase verschil Atp en een afstandsverschil Ar. naburige pixels minder dan een halve golflengte (7t) bedraagt, kunnen we door het optellen van de gemeten fase waarden langs de rechte lijn de meer duidigheden relatief ten opzichte van een referentiepunt oplossen. Wordt aan één van de genoemde voor waarden niet voldaan, dan is dit niet langer meer ondubbelzinnig mogelijk, zoals in fig. 5 b is aangegeven. Het gevolg zou kunnen zijn dat niet het juiste aantal hele golflengten tussen twee naburige pixels wordt geschat, waardoor ook alle volgende pixels de zelfde fout „meenemen". Over een heel interferogram bezien kan dit tot een volledig fout terreinmodel leiden. In de praktijk staan we vrij vaak voor de situatie dat aan minstens één van de vootwaarden in deelgebieden van het interferogram niet wordt voldaan. Dit kan een gevolg zijn van een te sterke helling van het terrein, waardoor een discontinuïteit in het faseverloop ont staat, of van de altijd aanwezige ruis in de fasewaarden, veroorzaakt door bijvoorbeeld de verandering van de reflectie-eigenschappen van het ter- Fig. 6 toont dezelfde kegel als in fig. 3, met het verschil dat in deze serie de re latieve ofwel gemeten fase is afgebeeld. De bovenste afbeelding is het 2D- interferogram, zoals we dat direct uit de meting verkrijgen. Om duidelijk aan te geven hoe dit interferogram moet worden geïnterpreteerd, is daar onder een 3D-voorstelling van dit in terferogram gegeven. Duidelijk is te zien hoe de relatieve fase slechts waar den tussen 0 en 271 kan aannemen. Daaronder volgt de relatieve fase van de „vlakke aarde", die we ervan kun nen aftrekken, wat het onderste inter ferogram als resultaat geeft. Het un wrappen van de fase levert nu de abso lute fase, zoals we dat zagen in fig. 3c. Nauwkeurigheid De nauwkeurigheid van de uit In- SAR afgeleide digitale terreinmodellen hangt af van een aantal factoren. Wij onderscheiden drie foutenbronnen: fysica, SAR-dataverwerking en post processing. De SAR-dataverwerking omvat alle fouten die tijdens het verwerkingsproces van de ruwe data 548 1997-12 GEODESIA

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1997 | | pagina 18