u m~ó (ploegen enz.), volumereflecties in begroeide gebieden, ver anderingen in het vochtgehalte van de bodem, kortom alle processen die tot een verandering van de reflectie-eigen schappen van het aardoppervlak leiden. In deel 1 hebben we gezien dat deze eigenschappen kwalitatief kunnen wor den gebruikt om bijvoorbeeld veranderingen van grondge bruik in kaart te brengen. In het geval van kwantitatieve toepassingen zijn deze eigenschappen echter lastig en leiden tot een verlies aan vergelijkbaarheid van de twee SAR-beel- den die het interferogram vormen. De eigenschappen van het aardoppervlak ten opzichte van de temporele decorrela tie zijn sterk verschillend. Stedelijke gebieden, vegetatie- vrije gebieden (bijvoorbeeld woestijnen), maar ook objec ten zoals huizen, rotsblokken en speciale hoekreflectoren blijven over lange tijdsintervallen stabiel, dat wil zeggen ze veranderen nauwelijks hun reflectie-eigenschappen. Verge leken daarmee decorreleren bosgebieden en gebieden met een dichte vegetatie veel sneller. Uit onderzoek blijkt dat in gebieden met snel groeiende vegetatie een periode van en kele dagen de bovengrens vormt voor interferometrische toepassingen van InSAR. Water decorreleert al binnen een fractie van een seconde, waardoor repeat-pass InSAR niet boven water kan worden toegepast. Wil men InSAR toe passen voor hoogtebepaling in gebieden waar temporele veranderingen te verwachten zijn, moet men zich beperken tot „korte" herhalingsperiodes, waarbij „kort" moet wor den gezien als een relatief begrip, af hankelijk van het terrein. Vaak helpt ook een zorgvuldige keuze van het op nametijdstip de problemen van tem porele decorrelatie te beperken. In ge bieden op gemiddelde breedte zijn bijvoorbeeld de seizoenen herfst en winter het meest geschikt voor SAR- opnamen. Helemaal voorkomen kun nen we temporele decorrelatie voor het bepalen van hoogtemodellen slechts dan wanneer de twee SAR- beelden in de instantane configuratie worden opgenomen of wanneer de herhalingsperiode niet meer dan enke le uren bedraagt. Vliegtuig-InSAR is hier bij uitstek geschikt voor. Fig. 4. Een inter- ferometrisch vervaardigd boogtemodel van de Veluwe. -n De sterke variatie van met name waterdamp in de atmos- leer veroorzaakt locale vertragingen van het radarsignaal. Omdat we de fase van het radarsignaal meten, zijn verande ringen in de voortplantingssnelheid direct waarneembaar als faseverschuiving in het interferogram. Aangezien InSAR een relatieve techniek is, speelt dit geen rol in de instantane configuratie, waar immers de locale verstoringen in beide SAR-opnamen op dezelfde plek voorkomen. Bij de herha lingsconfiguratie kunnen de effecten worden geminimali seerd door gebruik te maken van lange basislijnen en door rekening te houden met weersomstandigheden bij de keuze van de beelden. Als voorbeeld wordt in fig. 7 een inter ferogram getoond van een gedeelte van Noord-Holland waar een locale verstoring van de lase waarneembaar is. Door het ontbreken van topografie, in combinatie met een Fig. 5. Hetunwrap pen van de fase. De bovenste figuur (a) geeft aan hoe de ge meten fasewaarde wordt vertaald naar een absolute fasewaarde. In de onderste figuur (b) lukt dit niet, door dat ontbrekende metingen een ver keerde interpretatie mogelijk maken. relatie! korte basislijn, zou dit inter ferogram nagenoeg vlak moeten zijn. De verstoring echter, veroorzaakt door een stevige stapelwolk, kan aanleiding geven tot een foutieve interpretatie van het fasebeeld. Door gebruik te ma ken van verschillende interferogram- men kunnen dit soort effecten worden geïdentificeerd. Vergelijking met alternatieve technieken Naast SAR-interferometrie zijn er te genwoordig nog andere remote sen- sing-technieken voor het bepalen van digitale hoogtemodellen zoals laser- altimetrie en stereofotogrammetrie. Een vergelijking tussen deze technie ken is niet eenvoudig en hangt sterk af van de toepassing en de beoogde doe len. Alle drie de technieken kunnen zowel op satellieten als op vliegtuigen worden geïmplementeerd en er be staan significante verschillen met be trekking tot flexibiliteit, resolutie en nauwkeurigheid. Om toch een indruk te geven van de belangrijkste verschil len tussen de drie technieken, beper ken we ons tot grootschalige weten schappelijke toepassingen, bijvoor beeld in de hydrologie, de glaciologie en de geomorfologie. Een actueel voorbeeld is de bepaling van de topografie van poolkappen en glet sjers. Omdat deze topografie een di rect gevolg is van de ijsdynamica en daarmee nauw is verbonden aan mon diale klimaatverandering en zeespie gelstijging, is een nauwkeurige kennis van de topografie en de veranderingen daarin een waardevolle bron van infor- 1997-12 GEODESIA Hoogte [m] 1 500000 100 490000 480000 90 '^7^7 5:,'4H '51' 80 70 470000 O cc 460000 60 50 40 30 20 450000 10 440000 0 160000 170000 180000 190000 200000 210000 220000 RD X H -71 absolute fasewaarde gemeten (relatieve) fasewaarde ontbrekende metingen Atmosferische effecten 550

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1997 | | pagina 20