A
Zowel de horizontale als verticale positie van de meetpaal
worden door middel van een tachymeter bepaald. De meet
paal is daartoe uitgerust met vier mogelijke locaties voor
prismahouders. Eén van deze locaties bevat daadwerkelijk
een prisma (fig. 3) die continu wordt gemeten. Het meet-
werk wordt gedaan in een lokaal stelsel dat opgelijnd is aan
de sluis, zodat de X-as in het verlengde
en de Y-as haaks op het meetwerk ligt.
De vaste punten rond de sluis zijn
daarvoor door afdeling TGTC ge
transformeerd. Na afloop van de me
tingen worden de data met behulp van
dezelfde transformatieparameters te
rug getransformeerd naar het originele
RD-stelsel waarin het droge meetwerk
is gemeten, zodat de kans op fouten
minimaal is. De tachymeter is er één
van Sokkia (SET 2b) en moet op het
prisma worden gericht en zonodig
worden bijgesteld. Het meten wordt
gestuurd door een computer met een stukje software dat
elke drie seconden het meetcommando geeft. Na de meting
wordt het resultaat via telemetrie doorgestuurd naar de
meetwagen. De nauwkeurigheid van deze meting ligt op
ongeveer 0,005 m (2g, 95%) in alle richtingen.
Fig. 1.
Methode
meetpaal.
Fig. 2.
Schema meet
opstelling.
Rotaties
De stand van de meetpaal wordt bepaald met twee helling
meters van Sundstrand, die zowel de X- als Y-rotade
meten. Deze hellingmeters zijn in één kast bovenin de paal
ondergebracht (fig. 3). DCI Maritec heeft deze gemodifi
ceerd, zodat het mogelijk is om te kiezen uit een filter van
1, 3 of 5 seconden. DCI Maritec heeft een interfacekast
ontworpen, waar bovendien een seriële interface zit inge
bouwd. De rotaties worden via een kabel analoog aan deze
interfacekast doorgegeven en daar omgezet in een seriële
ASCIl-boodschap. De nauwkeurigheid is ongeveer 0,03°
(2o, 95%), hetgeen overeenkomt met circa 0,01 m op
20 m meetpaal. De Z-rotatie (koers) van de meetpaal komt
voort uit de aanname dat de paal altijd haaks op de wand
staat te meten.
Stappenmotor Fig. 3.
De Z-positie van het karretje waarop de transducer zit Tandriem, prisma
gemonteerd, wordt door middel van een stappenmotor be- en hellingmeters.
paald. Deze stappenmotor drijft een
tandriem aan, waaraan het karretje
met het echolood hangt. De paal heeft
twee referentiepunten die als eindstop
fungeren en waar het karretje tussenin
op en neer rijdt. Het aantal stappen
wordt via een kabel aan de meetwagen
doorgegeven, alwaar het door de meet
software wordt omgerekend naar een
afstand vanaf één van de stops. De
nauwkeurigheid van de stappenmotor
is beter dan 0,01 m (2g, 95%) aan het
einde van de rit.
De afstand tussen de paal en de wand
wordt bepaald met behulp van een
echolood dat speciaal door TNO-
TPD werd ontwikkeld. Het echolood
bestaat uit een transducer (Tx, fig. 4)
die op het karretje gemonteerd zit
(fig. 8), een pulser die de transducer
voedt, een versterker die het ontvan
gen signaal doorgeeft aan de compu
ter, een A/D-converter in de computer
die het analoge signaal van de verster
ker digitaliseert en een routine in de
meetsoftware die uit deze digitale in
formatie de afstand naar de wand be
paalt. Het bijzondere aan dit echolood
is dat het zelfkalibrerend is. Onder
normale omstandigheden kan de me
ting met een nauwkeurigheid beter
dan 0,01 m worden uitgevoerd. Na
tuurlijk is het zo dat ook dit systeem,
net zoals alle andere akoestische syste
men, gevoelig is voor storingen zoals
lucht, geluid en lokale turbulenties die
de nauwkeurigheid negatief beïnvloe
den. Door de overvloed aan data
536
1997-12
GEODESIA
Tachymeter
Tachymeter
Meetw.
Echolood
Helling
meters
Stappen
motor
Echolood