A
ongeveer 0°). Bovendien zijn de hel
lingmeters over het hele bereik van
10° tot -10° getest en waar nodig
bijgesteld. In het veld vindt dan de
tweede kalibratie plaats, want dan
moeten de hellingmeters nog met de
meetpaal worden opgelijnd. Dit ge
beurt op het droge; de paal wordt
overeind gehesen en met de punt op
de grond gezet. Een voorwaarde is wel
dat het niet te hard waait: bij wind
kracht 4 of meer zit er te veel beweging
in de paal om een nauwkeurige kali
bratie uit te voeren. De kalibratie ge
schiedt via de volgende stappen:
een tachymeter wordt in het ver
lengde van de X- (pitch kalibratie)
of Y- (roll kalibratie) as van de paal
opgesteld;
de kruisdraad wordt op de boven
kant van de paal op de zijkant van de
rail gericht en de eerste as van de
tachymeter wordt vastgezet. Op dit
moment wordt in de meetwagen de
stand van de hellingmeters geno
teerd;
de kijker wordt nu naar beneden ge
draaid en zal daarbij links of rechts
naast de paal uitkomen. Op een
meetband wordt de afwijking ten
opzichte van de zijkant van de rail
afgelezen;
uit de afstand tussen de richtpunten
en de afwijking daartussen kan de echte pitch of roll
worden berekend;
uit de vergelijking tussen de gemeten en de berekende
waarde volgt de correctie in graden die in de software kan
worden ingevoerd.
Door deze meting tien of twintig keer te herhalen kan ook
een standaarddeviatie voor deze kalibratie worden bere
kend. Met de hierboven omschreven methode kan de kali
bratie worden uitgevoerd met een standaardafwijking van
0,05° (2g, 95%, over tien metingen). De kalibratie moet
wel regelmatig worden herhaald om te corrigeren voor het
(mogelijke) doorbuigen van de meetpaal.
Het kalibreren van de wagenstapmeter gaat vrij eenvoudig:
de posities van de boven- en benedenstop worden ingeme
ten met een meetband terwijl de paal plat ligt (fig. 6). De
paal wordt in het water gezet en aangesloten. Met het
karretje in de bovenste positie wordt in de software de
waarde voor de bovenstop ingevoerd. Vervolgens wordt het
karretje naar beneden gestuurd, totdat het de onderstop be
reikt. Nu kan het aantal stappen per meter zodanig worden
veranderd, dat uit de berekening de waarde voor de onder
stop volgt. Deze kalibratie kan tijdens elke meting gemak
kelijk worden gecontroleerd, omdat het karretje altijd auto
matisch bij één van de twee referentiepunten stopt. Hierbij
dient wel rekening te worden gehouden met de afmeting
(L) van de stopplaat op het karretje,
omdat bij de bovenstop de bovenkant
van deze plaat als referentie dient en
bij de benedenstop de onderkant. De
afstand (d2) die het karretje aflegt,
volgt dus uit:
De Noordersluis verbindt zoet met
zout water. Dit betekent dat er in de
sluiskolk regelmatig menging van zoet
met zout water plaatsvindt. In fig. 7
is voor één van de metingen de pro-
pagatiesnelheid tegen de diepte afge
zet. Gedurende deze meting varieerde
de propagatiesnelheid met ongeveer
25 m/s. Op een gemiddelde meetaf-
stand van 2,5 m zou dit een fout op
leveren van 0,04 m. Aangezien een
goede meting mede afhangt van de
nauwkeurigheid waarmee de propaga
tiesnelheid wordt bepaald, is het van
belang om deze continu te kunnen
meten. Daartoe heeft TNO-TPD een
zelfkalibrerend echolood ontworpen.
Het echolood maakt gebruik van een
gepolijste roestvrijstalen spiegel (fig. 8)
die onder een hoek van 45° gemon
teerd zit. Op deze spiegel zit een piefje
gemonteerd, die voor het kalibratie-
signaal zorgt.
Fig. 6. Zoals in fig. 9 is te zien, is de trans-
Karretje. ducer (Tx) verticaal gemonteerd. Het
uitgezonden signaal weerkaatst ten
eerste op het piefje dat midden op de
gepolijste roestvrijstalen spiegel (S) ge
monteerd zit; dit levert looptijd tj op.
Bovendien gaat het signaal via de spie
gel naar de sluiswand (W) en weer te
rug; dit is looptijd t2- Als nu de afstand
tussen transducer en piefje (dj) be
kend is, kan de propagatiesnelheid van
Fig. 7. het akoestische signaal worden bere-
Propagatiesnelheid. kend. Vervolgens kan de afstand van
538
1997-12.
GEODESIA
Wagenstapmeter
U2 d\ L
Echolood
Propagatiesnelheid van geluid in water
(gemeten met piefje)
1495
1490
1485
1480
1475
1470
1465
1460
1455
1450
0-2-4-6 -8 -10 -12 -14
Diepte t.o.v. N.A.P. [m]
Bovenstop
Stopplaat
Benedenstop